Onderzoeksvragen in 'jeugdzorg':                [Tips]

Onderzoeksvragen   (t.a.v. het beleid door  jeugdzorg tot dwangzorg)

 

1. Verstrek voor onafhankelijk onderzoek op diagnostisch niveau onderzoeksvragen die open (niet sturend, niet beknottend, niet beperkend) gesteld zijn. Bij dwangzorg (met kinderbeschermingsmaatregelen: OTS/UHP/Beëindiging Gezag) dienen die onderzoeksvragen dus wel valide gesteld te worden, en ouders moeten naar BW1:247 daarin inspraak of aanvulling te mogen geven.

Het niveau ‘jeugdzorg’ – sociaal werk, buurt- of wijkteams, generalisten, regisseurs, e.d. –  waar die werkers de spil van informatievoorziening zijn voor het verder blinde team waarin zij werken, en waar sòms een gedragswetenschapper bij zit, ‘indiceert’ vanuit mogelijk gepolariseerde derdehands informatie. Het team of derden zoals de diagnosticerend specialist, de Raad (RvdK) of rechter, krijgt uit de hand van die spil, de jeugdzorgwerker of gezinsvoogd de informatie; dat doet het kind tekort (IVRK artikel 24 lid 1: recht op toegang tot echte diagnostiek).

Werkt deze beschermingsmaatregel voor het kind met zijn kind-ouderband en vertrouwde familiebanden wel productief, therapeutisch,  de wetenschap in oogschouw nemend: http://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/wertenschap-kind-oudercontact-schaden-is-schadelijk/ - waar de wetenschap bevond dat het kind toch beter af is thuis met passende hulptrajecten: http://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/meer-doyle-wetenschap/ ???

 

2. Is er onderzoek gedaan voorafgaand  (als ‘nulmeting’ ten dienste van daarmee vergelijkend  vervolgonderzoeken ter controle tijdens de OTS;  IVRK artikel 25 naar 24 lid 1 qua niveau) naar de validiteit van de nulmeting???    Bij het aanvragen van beschermings­maatregelen (OTS/UHP), is de basis waarop de ‘jeugdzorg’ meet en machtigingen aanvraagt van belang; het dient dus medisch kwalitatief te zijn.  Met open onderzoeksvragen!

Dus: heeft er een open diagnòstisch onderzoek ten dienste van het juist tot stand komen van indicaties en hulpverleningsplannen bij de beschermingsrapportages plaatsgevonden, nog vòòrdat de eerste rechter met beweringen gemanipuleerd kon worden door de jeugdzorg? Er mag dus geen diagnostisch onderzoek op de informatie vanuit jeugdzorg plaatsvinden zònder de cliënt, het gezinssysteem, te hebben gezien en onderzocht. Zo’n onderzoek zou niet compleet en niet diagnostisch, zelfs gepolariseerd, zijn.  Aan stropop-redeneringen hebben de gezinnen, met het ontvankelijke kind, niks: http://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/de-stropop-redenering-p-prinsen/ .

 

3. Bestaat er na het onderzoek van prof.dr.  N.W. Slot (http://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/909-zorgen-gemeten/ ) met zijn conclusie dat 72% aan zorgcasussen na  2 jaren OTS niet verbeterden, maar deels wel verslechterden, en met meeweging van wetenschappelijke resultaten van Gresser en Doyle over de gevòlgen van het in pleegsetting opgroeien, meer diagnostisch onderzoek naar de situatie van het kind en gezin??    Wordt de ‘bedreiging’ (het cliché uit BW1:255, lid 1) vanuit de ouder(s) niet overschat of overdreven tegenover de bedreiging voor het kind door  het wegplaatsen in een voor het kind vreemde pleegsetting??

 

4. Hoeveel gemeenten hebben in hun verordening staan dat de dwangzorg bewaakt dient te worden door ‘zwaargewichten’  die de cliënt zelf zien en diagnosticeren (brief uit 2013 aan alle B&W’s, incl. de VGN, op Home op http://jeugdbescherming.jimdo.com/ ), waarbij een diagnosetraject naar het kind niet zo belastend is als ‘jeugdzorg’. De specialist kan het leuk brengen bij diens triage. Dit is minder belastend dan de pleegzorgtrajecten waar kinderen vaak nog weer overgeplaatst worden en te korte bezoekjes, te weinig frequent, mogen krijgen van hun ouders om het ‘hen kennen’ goed te onderhouden (http://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/schadelijke-beknotte-bezoekregelingen/).

 

Vaak zijn de bezoeken onder oordelend oog van de niet-orthopedagogisch gezinsvoogd, waarbij ouders èn kind niet spontaan mogen zijn: over bepaalde onderwerpen mag niet gesproken worden door de gezinsvoogd. Het kind voelt de spanning zich niet te verspreken. En het voelt dat diens ouders niet spontaan zijn, wat het verkeerd kan uitleggen als “ben ik niet lief genoeg?” De contactfrequentie is vaak te laag en dat werkt prejudiciërend, negatief.  Al lang voordat duidelijk zou worden door onderzoek en voorlichting (BW1:262) waarop men kan concluderen dat het kind niet meer teruggeplaatst kan worden,  wordt in gezinsvoogdij al beknibbeld op dit kinderbelang;  er wordt op vermoedens 'aangenomen dat een biologisch ouder niet leerzaam kan zijn', zonder zich als gezinsvoogd te houden aan BW1:262, lid 1 leidend tot lid 3;  de kind-ouderband vraagt echter om optimalisatie van contacten met ouders en voorlichting aan ouders om dit kindbelang (ook voor diens toekomst) op peil te houden (EVRM art. 8).

 

5. Wordt het ‘verzet’ van ouders tegen de jeugdzorgmedewerkers, vaak benoemd als ‘tegenwerking van ouders’, niet door de gezinsvoogdij veroorzaakt en gebruikt of misbruikt, gebruikt om bij de rechter te beweren dat de ouders zouden “tegenwerken” en daarom geen terugplaatsing kan plaatsvinden;  dit terwijl de ouders naar BW1:247 het recht en de plicht hebben ook de zorg over het kind te bewaken? Ouders mogen dus hoogwaardiger alternatieven vragen, dus ook diagnostiek specialistisch onderzoek, of een daarop passende therapie, dat vaak juist beter thuis kan plaatsvinden. Hebben kinderen geen recht op integrale en hoogwaardige diagnostiek (IVRK 24 lid 1), zeker vòòr de ingang tot ingrijpende en vaak schadelijk gebleken dwangzorg!??

De vermoedens en meningen van de jeugdzorgwerkers blijken veel te vaak tot 'false positives' te komen tegenover heel weinig echte beschermingscases.

Hebben kinderen van scheidende ouders geen recht op urgente deskundige voorlichting aan hun ouders wat het kind ondervindt aan hun signalen? Deze signalen, al dan niet non-verbaal of organisatorisch, kunnen belastend zijn, de sfeer bedervend, de eigenwaarde aantasten. (Zie de Open Brief op http://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/gevolgen-voor-het-kind/ ).

 

-  -  -  -  -  -  -

 

Wetenschap:

 

De PPS van prof. Carlo Schuengel over contraproductief communiceren in de dwangzorg van BJZ:

http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.nl/2013/10/dwang-in-de-jeugdzorg.html (met link http://prezi.com/x_ejjwaojdri/bjaa-academie-jeugdzorg-zonder-dwang-zonder-pics/?utm_campaign=share&utm_medium=copy ) is informatief;  en over negatieve aspecten van pleegzorg-opgroeien o.a.:

http://issuu.com/tjwstrubbe/docs/gehechtheid__diagnostiek_en_jeugdzo ; of:

prof. Joseph J. Doyle jr, 2007: "Kinderen zijn beter-af thuis met zo nodig passende hulp dan diezelfde kinderen in pleegzorg", http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.nl/2013/04/jeugdzorg-is-geen-jeugdgezondheidszorg.html of  http://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/wat-wetenschap-uhp-missen-van-ouders/

Prof. R.J. van der Gaag over de wens tot ‘zwaargewichten’, 'diagnosten', ín de ingang: http://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/diagnostiek-nodig-als-nulmeting/ .                          

FJR 2012/95 over 'vier oorzaken': http://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/fjr-2012-95-over-hechting/ .

 

NB: prof.dr. René Hoksbergen, 2000, adviseerde reeds het tot stand brengen van een ingangspoort IBAP voor pleeg- en adoptiekinderen, vanwege de gespecialiseerde diagnostiek die daar vaak nodig is en over het hoofd wordt gezien door sociaal werksters/gezinsvoogden  van BJZ/jeugdzorg. (“Teamleden” krijgen informatie uit derde hand en diagnosticeren dus niet!)

http://research.fss.uu.nl/nietgen/adoptie_uni.htm .

http://jeugdbescherming.jimdo.com/adoptie-en-pleegzorg/loyaliteit/ .