Op https://www.nrc.nl/nieuws/2019/03/01/wij-gaan-voor-je-zorgen-maar-hoe-a3848086?fbclid=IwAR0LADktib88egJpqEFuPQgwEWUgu_tCO--f9Bfkso12K2eetirlJ8jtoOM staat (na vier jaren transitie van de zorg voor jeugd):

Te vaak is het de jeugdzorg zèlf die kinderen beschadigt

 

Jeugdzorg:  Vier jaar geleden werden de gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg, zodat die sneller en accurater hulp zou kunnen bieden. Zo pakte het niet uit. ‘Niemand handelt in het belang van mijn kinderen.’

Margot Smolenaars – Derk Stokmans – 1 maart 2019 – NRC.nl

 

Falende jeugdzorg

Het zou 'voor ouders en kinderen eenvoudiger worden', beloofde Rotterdam toen de nieuwe Jeugdwet inging. Er was zelfs een motto voor bedacht: één gezin, één regisseur, één plan. Ook dat bleek een illusie. Niet alleen moeten gezinnen zich nog steeds door een wasstraat van organisaties worstelen voor ze hulp krijgen {wat eenvoudiger kan met een diagnostiek meten}, die organisaties zetten noodgedwongen steeds nieuwe medewerkers op oude zaken. Zo zag Achanty zeven verschillende jeugdbeschermers voor de rechter haar zaak overhevelde naar het Leger des Heils.

Want in de jeugdzorg is een exodus gaande. Twee voorbeelden: Jeugdbescherming Rotterdam-Rijnmond moest vorig jaar een kwart (25%) van haar medewerkers vervangen. In 2017 vertrok bij Horizon, een van de grootste aanbieders in de jeugdzorg, 22 procent van de medewerkers. De helft van die vertrekkers had het minder dan een jaar volgehouden! De raadsonderzoeker: „Wij zien bussen met nieuw personeel bij de voordeur, door de achterdeur rennen mensen gillend weg.”

Gedragswetenschappers {dat zijn meestal geen orthopedagogen die naar beroepscode de cliënt wèl ziet tot onderzoek} en jeugdbeschermers {/gezinsvoogden} noemen allemaal dezelfde oorzaken: de werkdruk is torenhoog, de Rotterdamse bureaucratie van kafkaëske omvang en de verantwoordelijkheden drukken zwaar, terwijl de professionele bewegingsruimte klein is.

Bij Jeugdbescherming vinden ze dat beginnende casusregisseurs eigenlijk al een paar jaar ervaring in de jeugdzorg moeten hebben. Het is een zwaar vak: je moet ingrijpende besluiten nemen over kinderen met complexe problemen, in moeilijke gezinssituaties en vaak tegen de zin van de ouders. Maar mensen met ervaring zijn schaars en jeugdbeschermers gaan direct vanuit de schoolbanken aan het werk.

Een gedragswetenschapper die een team van vijftien jeugdbeschermers onder zich heeft, zegt dat het management moet leuren met casussen. Elk lid van haar team heeft vijftien à twintig gezinnen onder zijn hoede. Zij overziet alle behandeltrajecten. „Maar het zijn er veel te veel om al die processen goed te volgen. In veel gevallen zie ik het kind helemaal niet en volg ik alles via papier.”

 

Volhouders worden bovenmatig belast. Van hen wordt verwacht dat ze altijd een paar dossiers bovenop hun maximale werklast van vijftien tot twintig zaken doen. „Ook al zeg je nee,” zegt de jeugdbeschermer, „dan nog blijven ze het proberen. Het is maar voor twee maanden, zeggen ze dan, tot de nieuwe medewerker begint. Op den duur zeg je ja, je wilt geen dwarsligger zijn. Maar als je telkens over de grens gaat, wordt dat de norm.”

4. Aanbesteden in de jeugdzorg

Achter de geslóten deuren van de zalen waarin  kinderrechters  {die géén orthopedagogen zijn}  hun uitspraken doen, wordt zichtbaar hoe de Jeugdwet onbedoeld goede hulp voor kinderen in de weg kan staan. {Het wordt niet zichtbaar omdat ouders geen specialistisch deskundigen als vertrouwenspersoon mogen meenemen; die worden door de jeugdzorglobby geweerd als strijdig met belanghebbendheid van de jeugdzorg. Rv803. - Naderhand kan uit dossieronderzoek wel geconstateerd worden dat er fouten gemaakt werden ter zitting}.

Wettelijk is de gemeente verplicht de hulp te bieden die een kind nodig heeft, en volgens Rotterdam is geld „nooit” een reden dat die hulp niet beschikbaar is. Maar de praktijk, zo blijkt uit rechterlijke uitspraken, is anders. Instellingen weigeren soms hulp te verlenen  als de afgesproken hoeveelheid behandelingen ‘op’ is.  Of laten een kind een half jaar in een gesloten instelling zitten,  omdat ze ruzie hebben  over wie het psychologisch onderzoek betaalt dat moet uitwijzen of hij weer veilig naar zijn pleegmoeder kan.

[De helft van de vertrekkende jeugdzorgwerkers had het minder dan

een jaar volgehouden {kennelijk toonden die geweten!}]

Sinds de nieuwe Jeugdwet wordt de gespecialiseerde jeugdzorg aanbesteed. De Rotterdamse regio sluit contracten voor drie jaar, die met twee jaar kunnen worden verlengd. Instellingen schrijven in op verschillende gevraagde zorgsoorten. Percelen of kavels heten die, en er zitten kinderen in. Als je als instelling niet genoeg kavels binnenhaalt, moet je medewerkers ontslaan en gebouwen afstoten. Het is een andere paradox van het nieuwe stelsel: hoewel er werk in overvloed is, is niemand verzekerd van werk.

Het gevolg is dat instellingen in een continue overlevingsstrijd zijn verwikkeld. Vergelijk het met een bedrijf dat elke drie jaar moet reorganiseren én andere producten moet verkopen. Binnen de jeugdzorg is niemand blij met de aanbesteding. „We zitten gevangen in systemen die we niet wilden”, zegt bestuurder Hans du Prie van Horizon in een  interviewbundel over drie jaar Jeugdwet.  In plaats van na te denken over  betere  jeugdzorg  „besteden we 80 procent van onze energie aan de vraag hoe we deze periode doorkomen”.

„Ons werk is heel ingewikkeld, en we hebben een heel ingewikkeld stelsel gebouwd. Het duurt zeker tien tot vijftien jaar voor we het goed voor elkaar hebben”, zegt bestuurder Arina Kruithof van Jeugdbescherming Rotterdam-Rijnmond. {"Ingewikkeld" omdat er veel afgedekt moet worden; het kan anders, meer naar kinderrecht in IVRK art. 24 lid 1 in plaats van lid 3, de schadelijke traditie}.

Door het samengaan van bezuinigingen en een groeiende vraag naar gespecialiseerde zorg, is er van alles te weinig. Kinderen met de grootste problemen, of de hardnekkigste jeugdbeschermer, komen het eerst aan de beurt, ten koste van een ander kind dat die hulp ook nodig heeft. Zo is de nieuwe Jeugdwet een oefening in schuiven met schaarste. {En dàt strijdt met genoemd kinderrecht 24.1}.

Zelfs als alles goed loopt tussen de betrokken instanties, zegt een jeugdbeschermer, is passende opvang regelen „een hels karwei”. „Ik heb weleens gezonde kinderen in een instelling voor kinderen met een verstandelijke beperking geplaatst. Het is wat het is, je mag blij zijn als er plek is.”

 

5. Zwerven in de jeugdzorg

Op een koude ochtend in februari 2018 stapt een elfjarige jongen gezinshuis Buitengewoon binnen, een smalle doorzonwoning in Hardinxveld-Giessendam. Zijn haren zitten vol klitten, zijn te kleine kleren ruiken naar urine. Littekens op zijn gezicht verraden een leven aan leed. Zijn dossier is zo dik dat hulpverleners het niet meer helemaal uitlezen.

Waarschijnlijk, niemand weet het zeker, leefde hij op straat tot hij  zes jaar oud  was. Daarna versleet hij minstens vijf verschillende jeugdzorginstellingen. Steeds werd hij agressief, liep hij weg en moest hij uiteindelijk verhuizen. Niemand wilde hem hebben, tot Dorienke Klapwijk haar hand opstak. Zij is hier ook ‘gezinshuismoeder’ van drie andere kinderen die met grote problemen in jeugdzorginstellingen wegkwijnden.  {Gezinshuisinkomen is ca. € 550,+ per pleegkind nètto per maand, zonder nog de speciale bijstand; voor vier kinderen is dat al een mooi inkomen voor het pleeggezin}.

Nu is de jongen voor het eerst in zijn leven thuis. Vier maanden, vertelt Klapwijk, moest ze met de Rotterdamse bureaucratie vechten om geld te regelen voor zijn plek. Zijn verblijf is net voor de tweede keer voor één jaar gefinancierd. Wat daarna met hem gebeurt, weet nog niemand.

Iedereen in de jeugdzorg kent kinderen die jarenlang door het systeem zwerven. Sommigen hebben simpelweg te veel problemen: én verstandelijk gehandicapt, én autistisch, én verslaafde ouders én jeugdtrauma’s. Vaak zijn deze kinderen al zo vroeg zo diep beschadigd dat ze zich nergens meer kunnen hechten.

Wie lang genoeg in de jeugdzorg werkt, ziet vroeg of laat kinderen van vroegere cliënten.

 

Te vaak is het de jeugdzorg zelf die met kinderen gaat schuiven,  omdat niet goed is uitgezocht  welke hulp een kind echt nodig heeft. Hierover, voorspelt onderzoeker Peer van der Helm, komt ooit een parlementaire enquête. „Er zijn plekken waar het goed gaat, maar zeker kinderen met complexere problemen krijgen structureel niet de juiste zorg.”   Van der Helm doet bij de Hogeschool Leiden onderzoek naar het leefklimaat in jeugdinstellingen. Instellingen hebben de neiging bij kinderen vooral het problematische gedrag te beheersen {niet behandelen, dus zonder therapie}, want daar hebben medewerkers last van, zegt hij. De oorzaak van het gedrag wordt  niet onderzocht.

 

Dus krijgen ze hulp die niet helpt, die leidt tot een vicieuze cirkel van toenemende problemen bij de kinderen, wanhoop bij hulpverleners en verhuizing naar een andere instelling waar het spel weer opnieuw begint. Elke keer weer, zegt Van der Helm, voelt het kind zich afgewezen, moet het zich invechten in een nieuwe omgeving, loopt het een trauma op en nemen de gedragsproblemen toe.   In hun wanhoop kiezen hulpverleners voor extreme maatregelen als tijdelijk opsluiten.   Ook de jongen in gezinshuis Buitengewoon, hij is nu twaalf, overkwam dat regelmatig.   'In zijn dossier is te lezen hoe zijn agressieve gedrag hem achtervolgt', zegt Dorienke Klapwijk.  „Maar ik zie vooral angst.”  Op de derde dag na aankomst stond de jongen opeens bij haar. „Hij vroeg: ‘Waarom wil je me eigenlijk hebben? Je hebt toch wel gelezen wat ik allemaal heb gedaan?’”  {Duidelijke onveilige gehechtheid; daar is jaren lang specialisme voor nodig}. Op een nacht vond ze hem tussen zijn bed en de muur. „Hij was bang, hij zocht een schuilplek.”  Ze bouwde een tent om zijn bed, als bescherming.  Dat helpt.

Reactie Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JBRR):

Kinderen raken beschadigd in onveilige opvoedingssituaties. {Dat is een cliché; ouders werden niet goed en breed voorgelicht; ook het uithuisplaatsen is ernstig beschadigend! Zo kunnen zònder voorlichting en uitleg zaken escaleren...}. Bijvoorbeeld waar volwassenen elkaar naar het leven staan en ondertussen niet de verantwoordelijkheid nemen om hun kinderen te vrijwaren van de onderlinge strijd. Ingrijpen moet dan leiden tot een verbetering van de situatie van het kind, maar ingrijpen op zich kan ook traumatische effecten hebben. Altijd moet je je als jeugdbeschermer afvragen: is het middel niet erger dan de kwaal? Wat gebeurt er als je iets doet, wat gebeurt er als je niets doet? Níet kiezen is geen optie. Ga er maar aan staan.

 

Gelukkig kunnen we rekenen op adequate professionals die vanuit kennis en kunde, maar bovenal een enorme betrokkenheid bij kinderen hun werk doen. In Rotterdam zien we veel gezinnen waar het wél goed gaat, waar passende hulpverlening wordt ingezet, de veiligheid en ontwikkeling van kinderen wordt gewaarborgd, ontwikkelingsbedreigingen worden opgeheven en hulpverlening in het vrijwillig kader weer toereikend is. Daarnaast zien we dat de samenwerking - met bijvoorbeeld het wijkteam - wel degelijk op gang komt. {Het aangekondigde wegkijken!}.

 

Vooruitgang zien we zeker, maar het gaat nog 'niet altijd' goed genoeg. {'niet altijd' is een eufemisme voor zèlden}. Naar incidenten wordt binnen de jeugdzorg steeds beter onderzoek gedaan: waarom ging het mis en wat kan er van geleerd worden? {Dat zien we vooral bij klachten helemaal niet; zelfs gegronde klachten worden niet serieus genomen om dan de zaak echt te verbeteren voor dat kind en latere zaken. "Een klacht is een gratis advies" is kennelijk geen slogan voor de jeugdzorg}. Het stelsel van de jeugdzorg is ingewikkeld, er zijn veel spelers en instanties. {En te weinig diagnostisch meten}. Er is veel verantwoordingsdruk. Tegelijkertijd leven we in een maatschappij die gelooft in een maakbare wereld. Een wereld waarin we het moeilijk vinden te accepteren dat er soms onvermijdelijke dingen gebeuren, hoe erg ook. Dit zorgt ervoor dat we het liefst alles dichtregelen. Tel daar vervolgens het landelijke beeld van wachtlijsten, de gevolgen van bezuinigingen en een krappe arbeidsmarkt bij op. {Wachtlijsten die door het weglopen van echte deskundigen wegens de bureaucratie ontstaan; de specialistische kennis verdwijnt en is niet in één decennium weer in te halen! Is dat wat de jeugdzorglobby beoogt?}.

 

Wij hebben genoeg ambities maar kunnen die 'niet altijd' {eufemisme} waarmaken in een sector onder druk. Dus ja, graag betere probleemanalyses, meer tijd voor het kind in plaats van verantwoording, meer tijd voor reflectie. Daarin is echt nog wel winst te behalen. {Doe dat dan met het kinderrecht op onbezwaarde toegang tot jeugd-gezondheidszorg. IVRK24.1}.

 

Op https://www.nrc.nl/nieuws/2019/03/06/met-kinderen-wordt-te-veel-geschoven-a3936984 een vervolg vanuit de jeugdhulpverlening:

'Met kinderen wordt te veel geschoven'

   Als er niets gebeurt, kan de crisis in de jeugdzorg nog verergeren, denkt Hans du Prie, bestuurder bij een samenwerking tussen vier aanbieders van jeugdzorg (niet G.I.). „We hebben een dodelijk systeem gebouwd.”

*: Over een jaar zal, zoals het nu blijft gaan, zeker crisis worden. Dat is zeker verontrustend. Ouders die hogere kwaliteit wensen naar kinderrecht, artikel 24 lid 1 IVRK, worden te snel als klagers en “tegenwerkend” bij de kinderrechter weggezet als 'onprofessioneel'.  Daardoor verbetert er niets.
De jeugdzorgprofessionals (in VT, AMHK, RvdK, G.I.) zijn even ondeskundig qua geestelijke gezondheidskennis als professionele slagers of trambestuurders. Ook schoonmakers en boeren heten 'professioneel' te zijn.
Professional betekent ‘broodverdiener’ dus niet ‘deskundige’ en zeker niet ‘specialist’ in de geestelijke gezondheidszorg.
De oratie van Van der Gaag zou snel geïmplementeerd moeten worden:
https://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/diagnostiek-nodig-als-nulmeting/ . Je gaat toch geen gezin frustreren zonder diagnostiek plan met uitleg en voorlichting?!
■ Wat gebeurt er over tien jaar?:
Wanneer de jeugdzorg nog één jaar blijft bezuinigen op open diagnostieke nulmeting en door bureaucratie te beperkte deskundige hulp inschakelt, is de vijver van specialistische kennis  zover leeggelopen dat dat kennisniveau voor (gezondheids)zorg aan jeugd (dat is wat hogergekwalificeerd dan ‘jeugdzorg’) niet in één decennium weer in ervaring en hoge kennis op orde is.
De jeugdzorgketen kent nu de wetenschappelijke inzichten van arts Ursula Gresser en Daniel Weinberger, maar implementeren dat in beleid nog niet.  Het  veranderen van mentaliteit op de vloed en bij afdekkende directie is zeer taai. Rigide. De jeugdzorg veroorzaakt naar het inzicht der wetenschappers zo  veel schade in opgroeienden (en gezinnen).
De hele site van https://jeugdzorgwetenschap.jimdosite.com is duidelijk!  Waarom negeren?

**: Ná het 18 worden:

Na begin OTS treedt de verslechtering in:

ACE's kunnen ontstaan door ondeskundige of rigide 'jeugdzorg' met dwang: