Wat een rechter
zag:
FJR 2010/92
Rond het (bij vraag naar diagnostiek) ‘doorverwijs- en terugplaats-beleid’ van BJZ herkent raadsheer mr. P. A. J. Th. van Teeffelen van het Gerechtshof te ’s Hertogenbosch (juristenblad FJR, okt. 2010/92, p. 248) knelpunten. Hij somt 3 knelpunten op in de BJZ-inzet, die door de opbouw der stukken voor een rechtsgeleerde al een waar zoekplaatje oplevert, laat staan voor ouders:
BJZ = Na de invoering van de Jeugdwet in 2015 is BJZ anders gaan heten:
'Samen Veilig Thuis' of 'Jeugdbescherming', enz., per regio wat anders.
1. “We vroegen ons af of er ook geen lessen uit het verleden te trekken vallen. …
Het wordt lastig, indien adequate beantwoording [van BJZ op diens verantwoordingsplicht] uitblijft en het wordt dubbel lastig, indien het hof niet kan instemmen met de lijn, die het bureau in het verleden heeft uitgezet, omdat het hof die bij een afweging van alle belangen niet voldoende redelijk vindt. In de praktijk is het dan voor het hof niet eenvoudig om het beleid van Bureau Jeugdzorg een beetje bij (c.q. om) te buigen, laat staan dat dit voor cliënten in een rechtstreeks contact met Bureau Jeugdzorg een gemakkelijk haalbare zaak is. …
Om te beginnen met het eerste knelpunt, kinderen worden met een machtiging uit huis geplaatst en vervolgens gebeurt er bij de ouders lange tijd niets. Ouders stellen de vraag wat zij moeten doen om de kinderen weer terug thuis te krijgen en krijgen daarop geen antwoord of worden min of meer met een kluitje in het riet gestuurd.
Als ouders via derden zelf hulpverlening organiseren [als daaraan al wordt meegewerkt], duurt het erg lang voordat Bureau Jeugdzorg een beslissing tot terugplaatsing overweegt, laat staan voordat die genomen is. Zeker als het kind 'goed zit', is er weinig animo tot terugplaatsing.
Uiteraard krijgen we als hof regelmatig die situatie ter beoordeling en een fatsoenlijk antwoord op de vraag naar de inspanningen die worden gedaan om het kind terug te plaatsen bij de ouders krijgen we lang niet altijd. Toch is het met name bij jonge kinderen de bedoeling van de wetgever dat terugkeer naar huis binnen het kader van de ondertoezichtstelling echt serieus genomen wordt. In deze situatie (dus niet voor, maar na de uithuisplaatsing) merken we weinig van het effect van de landelijk ingevoerde Delta-methode.” {Ouders zien hun [valide] inbreng niet terug in Plan van Aanpak of Indicatiebesluit.}
2. “…Het tweede knelpunt heeft betrekking op de uit te brengen rapportage. Aan het hof en uiteraard ook aan ouders dient te worden gerapporteerd. Rapportage van het Bureau Jeugdzorg is in het algemeen niet eenvoudig te lezen. Voor de jaarlijks uit te brengen rapportage schijnt ‘protocol’ te zijn, dat grote delen van het rapport van de raad letterlijk worden overgenomen en daarvoor, daartussen of daarachter worden de eigen bevindingen van het Bureau Jeugdzorg opgenomen. Het indicatiebesluit en het plan van aanpak zijn in de praktijk grotendeels gelijkluidend en het is soms heel moeilijk te lezen of bepaalde doeleinden nog behaald moeten worden of inmiddels al zijn gerealiseerd. Het komt verder nogal eens voor, dat de rapportage van Bureau Jeugdzorg soms tientallen pagina's lang is en een waar zoekplaatje. Een behoorlijk geschreven verweerschrift van Bureau Jeugdzorg is dan noodzakelijk om een goed beeld te krijgen van de situatie.
Bepaalde bevindingen van raad of bureau, die in het verleden door cliënten met succes zijn aangevochten, blijven regelmatig in de volgende rapportage weer terugkomen.… Ouders stellen de vraag wat zij moeten doen om de kinderen weer terug thuis te krijgen en krijgen daarop geen antwoord of worden min of meer met een kluitje in het riet gestuurd.”…
3. “… Voor cliënten lijkt het in een aantal situaties dan ook een gevecht tegen windmolens in plaats van dat de hulp wordt verleend, waar het allemaal om begonnen is.
Het derde knelpunt heeft betrekking op de verantwoordingsplicht van Bureau Jeugdzorg. Het bureau heeft er jegens het hof nogal eens zichtbaar moeite mee zich te verantwoorden. Dat kan gemakkelijk leiden tot irritaties over en weer. Voor het hof is het de kunst om hoffelijk te blijven, ook al heb je soms grote problemen met de wijze waarop door het bureau in het verleden is gewerkt. Doordat er soms in een jaar weinig structureel aan een bepaalde zaak is gewerkt, ontstaat in het vraaggesprek nogal eens een pijnlijke situatie. Het bureau wil dan nogal eens een houding aannemen van: ‘wij weten het beter en u begrijpt niets van ons vak.’...
[Bij BJZ] is er weinig animo tot terugplaatsing. Uiteraard krijgen we als hof regelmatig die situatie ter beoordeling en een fatsoenlijk antwoord op onze vraag naar de inspanningen die worden gedaan om het kind terug te plaatsen bij de ouders krijgen we lang niet altijd. Ouders stellen de vraag wat zij moeten doen om de kinderen weer terug thuis te krijgen en krijgen daarop geen antwoord of worden min of meer met een kluitje in het riet gestuurd. …
Onwillekeurig rijst dan de vraag nogal eens: ‘is het bureau er voor de cliënten of zijn de cliënten er voor het bureau?’.” (Citaten).
Naast een enkele rechter zien ook advocaten, Ombudsmannen en Kinderombudsmannen dat er wat schort met 'waarheidsvinding', dat diagnostischer dient te zijn.
Kinderrechtenverdrag IVRK artikel 24:
Voor jeugdigen:
"Als je ziek bent of je hebt iets meegemaakt waardoor je in de war bent, dan heb je recht op echte hulp. Je ouders of verzorgers moeten ervoor zorgen dat je die hulp krijgt, ook al bemoeit 'jeugdzorg' zich ermee. En de overheid moet ervoor zorgen dat er genoeg goede dokters en andere personen bij om je daarbij te helpen. Ook moeten er genoeg goede plekken zijn waar je geholpen kan worden, zoals ziekenhuizen, of therapeut aan huis. Maar er moet ook genoeg worden gedaan om te voorkomen dat je - ook psychisch - ziek wordt. Voorkomen is namelijk beter dan genezen. Daarom moet er genoeg informatie zijn over gezond leven en opgroeien en moet je ergens terecht kunnen als je daar wat hulp bij nodig hebt."
Voor volwassenen:
Lid 1. De Staten die partij zijn, ook Nederland, erkennen het recht van het kind op het genot van de gróótst mogelijke mate van - ook psychische - gezondheid en op voorzieningen voor de behandeling van ziekte en het herstel van de gezondheid. De Staten die partij zijn, streven ernaar te waarborgen dat geen enkel kind zijn of haar recht op tóégang tot deze - diagnostisch/therapeutische - voorzieningen voor gezondheidszorg wordt onthouden (waar de 'jeugdzorg' dit vaak negeert).
Deze website is met Jimdo gemaakt. Registreer je nu gratis op https://nl.jimdo.com