Jeugdpsychiatrie bij gemeente is fout’

 

Manon Hillegers | hoogleraar jeugdpsychiatrie | 2018

 

Zorg voor jeugd via sociale wijkteams of 'jeugdzorg':

Slechte zorg voor zeer zieke kinderen: de hoogleraar ziet de schade van het nieuwe stelsel: „Een doodssteek voor een generatie.”

 

Deze, onderstaande wetenschappelijke mening komt overeen wat  wetenschappers  voor 2015 reeds voorspelden; https://kinderbescherming.jimdo.com/kritiek-van-deskundigen/diverse-deskundige-meningen/ .

Hoe kan anders, nu de ‘jeugdzorg’ er zich niets van aantrekt in hun beleidshandelen, dat de gezinsvoogdij en RvdK zich niet aantrekken van de bevindingen van prof.dr.med. Ursula Gresser (https://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/wertenschap-kind-oudercontact-schaden-is-schadelijk/gresser-vertaald-onderzoek/) en niet voldoen aan het kinderrecht IVRK artikel 24 lid 1 ?! Ook wanneer ouders er om vragen; ja, het wordt dan ouders zelfs verweten ("Rechter, de ouders werken tegen. Verleng onze OTS."). Op  Keteninfantiliteit  staat een alinea die ouders altijd in hun brieven moeten vermelden om bij de rechter zich op hun kwalitatieve inzet te mogen bogen.

 

·Red.:   Ingmar Vriesema -  15 februari 2018 NRC (https://www.nrc.nl/nieuws/2018/02/15/jeugdpsychiatrie-bij-gemeente-is-fout-a1592308)

 

Twee presentaties, twee werkelijkheden.

1. Den Haag, twee weken terug. Minister Hugo de Jonge (Volksgezondheid, CDA) ontvangt een evaluatie van de Jeugdwet. Hij zegt {als ideologisch of propagandistisch politicus}: 'we zitten op de goede weg. Zeker, er zijn „knelpunten”. Maar de in 2015 ingeslagen route, jeugdzorg bij gemeenten, is de juiste.'

2. Rotterdam, vijf dagen eerder. Kinderpsychiater Manon Hillegers aanvaardt haar hoogleraarschap kinder- en jeugdpsychiatrie aan het Erasmus MC in Rotterdam, waar ze ook hoofd Kinder- en jeugdpsychiatrie/-psychologie is.  Haar boodschap: we zitten helemaal niet op de goede weg. Het onderbrengen van de kinderpsychiatrie bij gemeenten is een principiële fout {dat is immers niet een medisch doch een sociaal domein}.  Een kind met een acute blindedarmontsteking wordt in dit land meteen opgenomen. Doch... Voor een kind dat gevaar loopt door een depressie en acute, suïcidale neigingen blijkt „na twee uur bellen geen enkele plek in het hele land beschikbaar”.

Voor een kind met acute, suïcidale neigingen is geen enkele plek in het hele land beschikbaar.

De evaluatie tornt niet aan jeugdpsychiatrie onder de hoede van gemeenten. Wat vindt u daarvan?

In het hele rapport van het ministerie wordt de psychiatrie nauwelijks genoemd. Het gaat over de jeugdzorg als 'geheel'.  Mijn pleidooi is dat de kinder- en jeugdpsychiatrie daarin niet thuishoren.  Het bevestigt het stigma dat psychiatrische ziekten anders zouden zijn dan lichamelijke.  De toegang van kinderen tot psychiatrische zorg hangt nu af van waar ze wonen {en van inzichten van sociaal werksters, de jeugdzorgwerkers in wijkteams en jeugdbescherming; let wel, de gedragswetenschappers in teams zien de cliënt niet zelf en diagnosticeren dus niet!}.  Ze krijgen daardoor niet op tijd de juiste zorg.”

Heeft u een voorbeeld?

We behandelen in Rotterdam patiënten met anorexia.  Vaak meisjes, die én lichamelijke én psychiatrische zorg nodig hebben.  Ze krijgen dwangsondevoeding, vitale functies worden bewaakt.  Hun opname duurt zo drie tot negen maanden.  Al onze bedden zitten vol.  Als een nieuw meisje wordt aangemeld, met vitale functies die in gevaar zijn, kunnen we haar niet opnemen.  Ik heb sinds mei vorig jaar vier keer meegemaakt dat zo’n meisje het hele land is doorgestuurd.  Eén is in heel korte tijd op vier plekken behandeld.  Ze belandde onder meer in een ziekenhuis dat alleen lichamelijke zorg kon bieden.  Dat meisje was suïcidaal, en er was geen psychiatrisch toezicht.”

Kwam dit doordat de jeugdpsychiatrie bij gemeenten is ondergebracht?

Vóór 2015 waren er ook wachtlijsten. Nieuw is dat een heel medisch specialisme onderhevig is aan wat gemeenten doen en laten. {De gemeenten verlaten zich op sociaal werkers, jeugdzorgwerkers en een team dat blind de cliënt niet ziet en dus niet diagnosticeert. Het (bezuinigend) "eerst maar een bekijken met Eigen Kracht" is geen therapie bij deze ernstige ziekten. Bezuinigen lijkt voorop te staan boven kinderrecht op gezondheidszorg!}.  Opnamebedden afbouwen bijvoorbeeld, ten bate van lichtere hulp.  Bezuinigen op specialistische zorg.  Gebrek aan landelijk zicht op opnameplekken.  Gebrek aan psychiatrische deskundigheid {en echte diagnostiek} in wijkteams, zodat kinderen niet op tijd worden doorverwezen.”

Nog een probleem met dit stelsel, aldus Hillegers, is de ‘knip’ tussen kinder- en volwassenenpsychiatrie. De eerste is ondergebracht bij de gemeente, de andere bij de zorgverzekeraar.  Terwijl vaak sprake is van een doorgaande lijn:  twee van de drie volwassen patiënten kampten als kind al met psychiatrische problematiek.  De helft van de kinderen van ouders met een psychiatrische ziekte krijgt ook psychiatrische problemen.

Wetenschappelijk onderzoek richt zich dan ook steeds meer op de vroege ontwikkeling van psychiatrische aandoeningen.  Zo gaat het Erasmus MC met andere universitaire medisch centra de ontwikkeling volgen van achthonderd kinderen van ouders met een bipolaire stoornis.  Doel: risico’s voor de kinderen beter in kaart brengen, en vroege interventies ontwikkelen.   Hillegers: „Het is dom en financieel onlogisch als je niet inzoomt op zo’n hoogrisicopopulatie.”

Dit jeugdzorgstelsel wil toch ook juist vroeg problemen signaleren?

In veel wijkteams ontbreekt expertise over de ontwikkeling op jonge leeftijd van psychiatrische aandoeningen.  Je kunt niet zeggen:  we hebben een goede orthopedagoog in ons team, die geeft opvoedtips {waarbij in de praktijk hij niet eens diagnosticeert omdat hij de cliënt/patiënt niet zelf ziet en onderzoekt; vergelijk maar diens beroepscode bij diagnosticeren!}.   Je moet kennis hebben over een ziektebeeld.   Groeit het kind op in een stressvolle omgeving?  Heeft vader of moeder een psychiatrische stoornis?  Heeft het kind leerproblemen?  Dat soort vragen doen ertoe.  Maar je hebt wél psychiatrische know-how nodig om de kinderen eruit te pikken die hoogwaardiger hulp nodig hebben.  Dat nalaten, en te lang aanmodderen met goedbedoelde opvoedadviezen en een beroep doen op het ‘netwerk’ van het gezin, is een doodssteek voor die generatie.”

Wie moet die psychiatrische problemen beoordelen? Als ingang...

De huisarts.  Die kent het gezin, kan inschatten welke klachten psychiatrisch van aard zijn.  (En dan bijgestaan door een praktijkondersteuner die {academisch} geschoold is in geestelijke gezondheidszorg [ggz].)  Zij moeten makkelijk advies kunnen vragen aan ggz-specialisten en een kinderpsychiater.  Dat zou mijn ideaal zijn.  Is er psychiatrische nood?  Dan verwijst de huisarts naar de specialist.  Is niet-medische jeugdhulp nodig? Dan verwijst hij door naar bijv. het wijkteam.”

De huisarts als poortwachter tot de jeugdzorg: dat zou een afscheid zijn van het huidige stelsel.

Ik heb niet de illusie dat dit kabinet iets gaat veranderen.”

Ik heb niet de illusie dat dit kabinet iets gaat veranderen.

Voor hoeveel kinderen is dat slecht nieuws?

Weet ik niet.   Wat ik wel weet, is dat 5 procent kampt met psychiatrische problematiek.  Dat zijn 180.000 kinderen.  Depressie, ADHD, anorexia, autisme, schizofrenie, noem maar op.” {Van de 3,5 miljoen kinderen komt ca. 11% in aanraking met het jeugdzorgniveau, dat te zelden valide diagnosticeert bij aanvang  zoals o.a.  R.J. Van der Gaag adviseerde }.

Die moeten allen langs de huisarts?

Het is  heel belangrijk  dat je kijkt voor hoeveel van hen daadwerkelijk psychiatrische zorg nodig is.” {Dat zou uiteindelijk heel veel kosten schelen omdat medisch en therapeutisch inzicht effectiever en sneller werkt dan de dure speculaties van 'jeugdzorg'}.

Demedicalisering was een reden om de jeugdpsychiatrie onder te brengen bij gemeenten. Alleen al 'om de kosten te drukken'.

Alles is per 2015 in één grote klap gedemedicaliseerd, ja. Maar demedicaliseren moet geen doel op zich zijn. Het gaat erom dat kinderen die écht voldoen aan een diagnose, de juiste zorg krijgen, overal in Nederland.” {Dat blijkt dus wetenschappelijk gezien een politiek onzinargument te zijn}.

Lees ook op NRC: Een op drie ouders moet grote moeite doen om jeugdhulp voor kind te regelen.

 -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

'Demedicaliseren' blijkt dus een onzin-argument te zijn.  Politiek doet onzin goed verkopen.  Echter, De wetenschap ontdekt meer en meer dat de gegeven adviezen voor 2015, dewelke genegeerd zijn door de politiek, zich nu bewijzen in een groot gemis, ten koste van het kind met diens kinderrecht op echte gezondheidszorg (IVRK 24 lid 1) en diens ontwikkelingsbelangen in de context van het vertrouwde eigen gezin en beide families. 

 

Veel pleegkinderen worden zoet gehouden met ritalin...  Zonder de juiste therapie, en het wrange is dat ouders (OTS+UHP) er niets over mogen zeggen omdat ze anders 'niet meewerken'. En blijkt het handelen van de 'jeugdzorg' fout, dan ligt het altijd aan de ouders, ook al zagen ze hun kind maanden niet.

 

"Schaf de OTS af" (http://svensnijer-essays.blogspot.nl/2017/03/schaf-de-ots-af.html en http://svensnijer-essays.blogspot.nl/2017/10/schaf-de-ots-af-deel-2.html), een heel oud advies van commissies en professoren, maakt duidelijk dat een OTS geen effectieve hulpverlening is aan kind in gezin, geen juiste voorlichting verstrekt. 

 

Toch blijft de 'jeugdzorg' met vaagheden naar de rechter hun werkgelegenheid beschermen:  http://svensnijer-essays.blogspot.nl/2018/02/feiten-opleuken-tot-belastende.html .   Dit artikel van Sven Snijer is zeer reëel zoals ouderondersteuners en analisten de dossiers onderzochten en het insinuatieve handelen in 'jeugdzorg' bezien.

 

'Jeugdzorg' (met buurtteam, RvdK, G.I. en VT) is geen gezondheidszorg.

De beroepsregistratie en -code van SKJ voor jeugdzorgwerkers haalt het niet bij het (psycho)medisch domein, waar gezinnen -- medisch -- hun recht behouden en er overlegd kan worden voor een passender alternatief traject.

Verwacht bij 'jeugdzorg' geen juiste voorlichting, ook in alternatieven buiten de drang- en dwangzorg om.

3,5 miljoen opgroeienden in Nederland.   11% in aanraking met het 'sociale domein'  (wat veel ouders asociaal noemen)  dat doktertje speelt en pseudodiagnoses stelt.  De uitkomst is een oververtegenwoordiging in uitkeringen na het 18e jaar bij opgegroeiden uit de 'jeugdzorg'.

De  kinderrechter onderzoekt niet  goed naar kinderrecht (24 lid 1).

 

De 'jeugdzorg' verschuilt zich achter: "De rechter bepaalt...", maar zonder er bij te zeggen

"Op ons advies, op onze rapportages waarover de  Kinderombudsman  (2013) gezien

de vele fouten en meningen i.p.v. feiten veel critiek had.