Menselijkheid en verantwoording

  rond ‘jeugdzorg’ 

 

In bijna alle disciplines en instituties zien we dat het menselijk is om verantwoordelijkheid af te schuiven.

 

Bij signalen over misstanden in de kinder- en jeugdbescherming, de jeugdzorg/gezinsvoogdij en Veilig Thuis, kan men afschuiven naar  de rechter, naar  de inspectie, de klachtregelingen en bezwaarprocedures (die ten koste gaan van tijd voor het kind), de teammanager, het bestuur, de zorg-inkoper (de gemeentelijke B&W), de zorgverzekeraar, en allen, ook de zorg-inkoper en en de gezinsmanager, kunnen dan verwijzen naar boven of naar beneden, naar besturen of hogere of lagere ambtenaren, enz.. Het kan een doolhof worden aan afschuiffiguren.

 

Wanneer geen genoemde instantie echt goed onderzoek doet, meningen niet scheidt van feiten en het gemétene, dan kan dat leiden tot institutionele kindermishandeling.

 

Het kind wordt dan werkgelegenheidsobject, en de signalen worden weggewuifd. Niemand die zelf de verantwoordelijkheid neemt.

De Jeugdwet, m.n. artikel 3.3, is niet gesanctioneerd.

 

Indien u kinderen een warm hart toedraagt (om met prof. Carlo Schuengel te spreken) en dus ouders dient te koesteren’, is het serieus nemen van signalen belangrijk.

Moet het niet zo zijn: beter afwegen en diagnostisch onderzoeken dàn wegwimpelen?

Het raakt kinderen !

 

Al ruim twee decennia zijn ouderorganisaties bezig aan te tonen dat de 'jeugdzorg' (en daarmee de raad voor de kinderbescherming) geen effectieve kwaliteitscontrolemechanismen kent.  Vroeger heette het jeugdhulpverlening en tegenwoordig jeugdbescherming, met allerlei afsplitsingen, gedecentraliseerd, doch het blijft een niet-diagnosticerend niveau dat neigt het kind in eigen beheer te nemen zonder open diagnostisch onderzoek vooraf (IVRK 24 lid 1) en tussendoor (IVRK 25). 

Terwijl er jeugd-gezondheidszorg bestaat onder de WGBO (BW7:446 en verder); en ouders lijken dat verschil te ontgaan.

En ìn deze 'jeugdzorg' blijken wetenschappelijke bevindingen niet door te dringen en blijft het een experimenteel niveau.

 

Waar is de kwaliteit van verantwoordelijkheid? Is deze gesanctioneerd?:

Controlemechanismen:
De rechter is niet diagnostisch deskundig, het is een juridisch-academisch denkend persoon, en moet maar geloof stellen in wat jeugdzorg c.q. de kinderbescherming als (laagopgeleide en belanghebbende) 'professionals'  voorschotelt, maar jeugdzorgwerkers zijn tevens wederpartij van het gezin!  

Op de rechtszittingen, waar een OTS wordt aangevraagd, worden ouders overvallen met het soms wel geweldige insinuatieve vermogen van deze jeugdzorgwerkers.  En dat houdt immer een beschuldiging in naar BW1:255: ouders die de ontwikkelingsbedreiging niet aan kunnen en 'dus' geen goede ouders zijn, ook zonder dat is vastgesteld dat de 'jeugdzorg' deze ouders door een deskundige goed heeft laten voorlichten om tot verbetering van representatie te komen en de familiaire veiligheid te verzorgen.

Een OTS houdt een veroordeling in, al is het geen strafrecht. Was dat maar waar, strafrecht, echte 'waarheidsvinding'....   Wat waren nu de 'zorgen' concreet, en wat zijn nu de eisen concreet en meetbaar? Zet de gezinsvoogdij en de RvdK dat wel zwart op wit, controleerbaar?? 

Ouders worden overvallen met vreemde beweringen vanuit de 'jeugdzorg'.  Dan hebben deze ouders in hun onwetendheid en slechte jeugdzorg-voorlichting, regelmatig echt wel bezorgd en leerzaam, nog geen specialist in de armen mogen nemen of genomen (voor echte contra-expertise) voor zover zij het kunnen betalen en jeugdzorg open diagnostisch onderzoek zou toestaan, wat vaak niet geschiedt.  De 'jeugdzorg' verzuimt te regelmatig een degelijke nulmeting te doen, een meting vooraf, ook om de voortgang te kunnen meten in concreto.
Daarbij zijn de onderzoeksvragen vanuit jeugdzorg (met hun vaak polariserende gegevens over het gezin) tegenover die van het gezin - indien dezen dat mochten verstrekken - zelf heel interessant:  wie stelt de meest open en minst sturende, polariserende onderzoeksvragen?

Maar verder over kwaliteitscontrolemechanismen:

 

De Raad voor de Kinderbescherming zou onderzoek doen, maar door het protocol doen ze geen (diagnostisch)  ‘onderzoek’ over waar jeugdzorg beweert onderzoek te hebben gedaan. Het is nog steeds geen RvdK+ zoals gewenst.
De inspectie doet (behalve bij doden) geen detailonderzoek via de cliënt doch enkel meta-analyse.
De klachtencommissieleden zijn benoemd door het bestuur van jeugdzorg, en de meer onafhankelijke provinciale klachtencommissie jeugdzorg is wegbezuinigd.  Deze adviesprocedures kosten veel tijd waarin er niets verbetert voor het kind, net zoals de rechtsgang niet kindvriendelijk vlot is.
De (Kinder)Ombudsman neemt niet veel zaken aan, dan na veel verloop van tijd waarin ouders getracht hebben iets recht te zetten voor hun kind via een klachtprocedure, maar wat meestal is afgehouden of gebagatelliseerd door de gezinsvoogdij. Ja, een klacht kan zelfs betekenen dat het kind gestraft wordt met minder bezoek en hechtingsmogelijkheden. Het kind kan al die tijd lijden (ca. 3 op de 4 kinderen onder uithuisplaatsing [UHP]!).
Het is zelfs zo dat ouders wordt tegengeworpen dat zij klagen! Dan heten ze "tegenwerkend"  te zijn tegen de gezinsvoogdij, ook al doet de gezinsvoogd aan inspanningsverzuim, dat uiteraard buiten beeld blijft zonder onderzoek.

Rechtszaken stranden ook door bedenksels van de gezinsvoogd tijdens de zitting achter gesloten deuren, waardoor er geen controle mogelijk is door een onderzoeksinstantie die vanuit cliënten werkt (maar het belang van het kind, inclusief zijn toekomstige belangen centraal stelt door degelijk dossieronderzoek en het wegen aan onafhankelijke wetenschappelijke feiten, die niet door gegevens vanuit jeugdzorg zijn bevuild), en dus niet aanwezig mocht zijn (vaak door BJZ verzocht te verwijderen, de juridische tegenpartij!).

Artikelen in juridische vakbladen werken ook niet ter verbetering van het degelijker meten om tot passender beschermingsmaatregelen te komen.


Het team en de gedragswetenschapper (regelmatig nog slechts een pedagoog in opleiding) zien veelal de cliënt niet (in tegenstelling tot de vereisten bij métende diagnose, welke nodig dient te zijn vòòraf aan een ernstig gevolghebbende beslissing, conform de medische beroepsethiek).

Echter het team en de gedragswetenschapper onderschrijven gevolghebbende besluiten en nonsens-verhalen van de jeugdzorgwerker.  Wanneer er een tegensignaal komt dekken dezen die zelfs af, de gezinsvoogd beschermend.

De jeugdzorgwerker is in feite de spil met meer macht dan de niet-onderzoekende buitenstaander voor mogelijk acht. Open diagnose ontbreekt al te vaak.  En belangrijke wetenschappelijke aandachtspunten, met gevolg voor de opgroeiende onder jeugdzorg, zoals bijvoorbeeld Joseph Doyle in maart 2007 en later in nog grootser onderzoek bevond (een kind is beter-af met zorg thuis dan in pleegsetting), worden nimmer meegewogen, ook in het nieuwe gezinsgeneriek werken niet echt. Mooipraat is geen werkelijkheid die wij zien.

 

Ook het bestuur van (bureaus) jeugdzorg kent een onderzoeksverantwoordelijkheid - ten díénste van de opgroeiende met een kind-ouderband - daar de stichting of instelling een wettelijke jeugdzorgtaak heeft, naar Jeugdwet 12.3.5 vallend onder de Awb, dus ook de bezwaarprocedure en motiveringsverplichting (Awb3:46) . Maar bestuurders zijn geen medici en onderkennen vaak het signaal niet en schuiven het weg of dekken het af, hun werkgelegenheid beschermend boven ‘het belang van het kind’.  

 

Nog een wettelijke omissie:

Bij de rechter  geldt o.a. Rv 803 en 810a waardoor de ouders wel door een jurist, een advocaat, kunnen worden bijgestaan, doch toegang tot de rechtszaal van een deskundige van de zijde der ouders wordt zelden door de wederpartij 'jeugdzorg' of RvdK toegestaan. Die willen niet door de mand vallen.

De in Rv 810a genoemde deskundige - als deze al door de rechter wordt toegelaten na inspraak van de tegenpartij 'jeugdzorg' - kan enkel achteraf diagnostisch onderzoek doen en een advies uitbrengen wanneer de 'jeugdzorg' meewerkt aan een open diagnose.  (Vaak wordt de bezoek- en contactregeling door de gezinsvoogdij beknot "omdat de ouders door het juridisch optimaliseren in rechtsgang zouden 'tegenwerken' ", waarmee het kind in feite bestraft wordt).

Dat is in strijd met het recht op second opinion of contra-expertise.

Het kinderrecht IVRK 24 lid 1 tot toegang van hoogste diagnostische deskundigheid wordt te vaak door de gezinsvoogdij tegengewerkt. Een goede omgangsregeling vooraf is van belang, een kindbelang, bij bijvoorbeeld een diagnostisch video-interactie-onderzoek of gezinssysteem-onderzoek.

Zo werkt dit mechanisme ook al slecht en is afhankelijk van de wederpartij 'jeugdzorg', die vaak al de kont tegen de krib gooit wanneer ouders naar hun plicht in BW1:247 de 'zorg' bewaken en op alternatieven aandringen die hoogwaardiger zijn en dus meer optimaliserend voor het ontvankelijke kind (IVRK 24.1) dat in die tijd blijft opgroeien.

 

Conclusie

 

De Raad voor de kinderbescherming krijgt de gegevens van de case vanuit Veilig Thuis of de jeugdzorg/gezinsvoogdij, en is daarnaast helaas gebonden aan een protocol ‘geen dubbel onderzoek te doen’; dus de gegevens vanuit deze gezinsvoogdij-instelling kunnen ongecontroleerd sturend, manipulerend, tot zelfs frauduleus insinuerend, zijn. De Raad is ook geen diagnostisch instituut. De raadrapportage, vaak met een mengeling van meningen en feitjes door elkaar, wat als fout bevonden werd door o.a. de Kinderombudsman in 2013,  wordt de rechter voorgelegd zonder verdere weging, zonder degelijk bewijs, zonder uitleg over hoe de maatregel in de psyche van het kind zal gaan werken, zonder inzicht over de toekomstige belangen van het kind in ontwikkeling (identiteitsgevoel zonder de ouders goed te 'kennen',  en mèt – zoals ouders vaak voelen – beschuldigen van 'hen als oorzaak' en loyaliteitsconflicterende uitleg met in feite diskwalificerende beschuldigingen over diens ouders naar het kind 'waarom' het niet bij diens eigen ouders mag opgroeien.

 

Mechanismen falen!

 

Uitwas-jeugdzorgwerkers worden niet herkend door dit afschuifsysteem.

De overgang tot een ingrijpende(r) maatregel zou beter onderzocht behoren te worden, en wel met een open en integrale diagnose, op een optimaler, specialistisch niveau; een ingrijpen is te kwetsbaar!

Maar het zijn mensen die werken. En afschuiven van verantwoordelijkheid is gewoon geworden waar geen controlemechanismen werken in jeugdzorgland. Het fatsoen faalt.

Conform BW6:162 lid 2 heet fatsoen te zijn:

 

Fatsoen =  ‘een recht en een doen of nalaten in overeenstemming met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.’ Dus ook naar wat verwacht mag worden door burgers van een overheidstaak: 

Hulp en steun, de kind-ouderband optimaliserend (BW1:262, m.n. lid 1 en 3).

 

De vroegere Provinciale klachtencommissies jeugdhulpverlening gebruikten naast de   regels van behoorlijk bestuur  (scroll)  deze  fatsoensnorm

 

Zouden klachten niet meer een ‘gratis advies’ behoren te zijn, dat mag leiden tot herstel van onderzoek? Evenzo met signalen van deskundigen en dossieronderzoekers?

Het gaat immers om de psyche van het kind!

Het kind mag niet verworden tot een werkgelegenheidsobject of hamerstuk.

 


Ouders, wees alert:

De RvdK dient o.a. met hun meten en rapporteren  rekening te houden met wet- en regelgeving en hun protocollen zoals het Kwaliteitskader 2016: https://www.kinderbescherming.nl/documenten/publicaties/2016/11/03/kwaliteitskader-van-de-raad-voor-de-kinderbescherming-2016 .

Deze rapportages kunnen de ingang en basis zijn van dubieuze dwangzorg!

Ouders kunnen met deze meetpunten controleren, en bezwaar, klachten en verweer onderbouwen.

Beter is preventief te weten wat 'jeugdzorg' inhoudt als risico voor uw kind, en hoe u moet acteren bij een eerste teken dat uw kind als werkobject in het oog loopt, bij het CB, de huisartspraktijkondersteuner, school-sociaal-werk, VT, G.I. met vele namen door heel Nederland, enz..

Goed is een rechtsbijstandverzekering met zorgmodule aan te houden, want 'jeugdzorg' kan een hele reeks rechtsgangen met advocaten betekenen!