Voorbeeld 1:

Zoals de ‘jeugdzorg’ in decentralisatie werkt:

Diverse artikelen van Menno Oosterhoff, psychiater  =

De BUREAUCRATIE :

                                               SPÓÉDZORG:

 

 

“Er volgt nu een keuzemenu”:

 

Door:  Kinder- en jeugd-psychiater Menno Oosterhoff
Vrijdagavond, tien uur. --- Ik, psychiater, heb dienst en word gebeld door de psychiater van het Martiniziekenhuis Groningen. Er is op de spoedpoli een 17-jarig meisje, die op een houseparty onwel geworden is. Ze is verward, en of ik haar kan beoordelen. Aan de telefoon:

 

‘Nee, hij heeft haar zelf niet gezien.'
‘Ja, dat deed hij altijd wel, maar sinds de overheveling naar de gemeente van de jeugd-ggz mag dat niet meer van zijn directie. De beroepsaansprakelijkheidsverzekering van het ziekenhuis geldt niet voor   'jeugdhulp'.    ‘Waar ze vandaan komt? Even kijken. Uit Drenthe, Klazinaveen.’

 

'Oké, even nadenken. Heeft de gemeente Klazinaveen wel zorg ingekocht bij mijn instelling? Ik bel het Steunpunt Transitiejeugd Groningen.'

 

'Er volgt nu een keuzemenu. Belt u over een jeugdige uit de gemeente Groningen toets 1, belt u voor een jeugdige uit een andere gemeente toets 2, voor alle overige vragen toets 3.
Al onze medewerkers zijn in gesprek , u wordt zo spoedig mogelijk geholpen. U kunt uw vraag ook stellen via onze website'…

 

‘Goedenavond, ik ben kinderpsychiater en ik word bij een 17-jarig meisje geroepen in het Martiniziekenhuis. Maar dit meisje komt uit Drenthe.
‘Waarom ze niet naar een Drents ziekenhuis is gebracht?'  'Omdat ze in Groningen was.'  ‘O, dus dan moet ik Steunpunt Jeugd Drenthe bellen.’

 

'Welkom bij transitie steunpunt Drenthe. Op dit moment is er niemand aanwezig. U kunt ons bellen op werkdagen van ... ...'

 

- Ik besluit naar het ziekenhuis te gaan. Ik zie later wel of er zorg ingekocht is en anders maar niet.
Het meisje, Marije, is verward en duidelijk angstig. Ze heeft ecstasy (XTC) gehad en mogelijk ook iets anders. Haar meegekomen vriendinnetje is overstuur, maar weet me wel te vertellen, dat Marije sinds kort medicijnen gebruikt. Nee, welke medicijnen weet ze niet. Ecstasy kan gevaarlijk zijn in combinatie met sommige medicijnen. Ik bel de doktersdienst Drenthe:

 

‘Goedenavond, met Menno Oosterhoff, dienstdoende jeugdpsychiater, ik bel over Marije die en die, geboren dan en dan, wonende daar en daar. Ze is in verwarde toestand binnengebracht op de spoedpoli. Kunt u zien welke medicatie gebruikt?'         ' uh, huhnnnè. ...'

 

‘O, wat kunt u dan wel zien?'

‘Dat ze drie dagen geleden met spoed verwezen is naar Centrum Jeugd & Gezin Emmen.'   'OK. En wat waren de bevindingen?'

‘O, daar krijgt de huisarts dan geen bericht meer van? De jeugdwet, hè?!  Wie dan wel? De gemeente? Weet u ook welke instantie?'

‘Dank u, dan bel ik de gemeente.’

 

'U bent verbonden met de Gemeente Emmen. Op dit moment is er niemand aanwezig. Wij zijn bereikbaar op werkdagen… ...'

 

- De internist laat me weten dat Marije wat hem betreft weg kan. Inmiddels is ze minder verward. Ja, ze gebruikt sinds drie dagen medicijnen. Witte tabletjes. Nee, ze weet niet hoe ze heten. Nee, ze weet ook niet wie het haar voorgeschreven heeft. Ze is voortdurend in tranen en uit zich erg somber. Haar ouders zijn gescheiden. Haar vader woont sinds kort ergens anders. Of dat een andere gemeente is? 'Dat weet ik niet. Nee, ik weet ook niet bij wie ik ingeschreven ben. Wat heeft dat er mee te maken?'   ‘Niks’, zeg ik. ‘Laat maar.’
     Crisiscentrum

Ik bel haar ouders. Die nemen allebei niet op. Ik spreek met haar af dat ik haar ter observatie op een crisiscentrum wil laten opnemen. Dat wil ze zelf ook wel graag. Ik bel met de crisisafdeling Jeugd van Groningen.

 

‘Ja, ik ben hier bij een 17-jarig meisje wat onwel geworden is op een houseparty en ik wil haar graag opnemen. Ah, fijn, jullie hebben plaats.'  'grmwoonzeûnGruning?'   'Nee, ze komt uit Drenthe.'  'Nêhk'nnie'

 

‘O, ook niet voor een nacht?

‘O, nou, dan zal ik de crisisafdeling van Drenthe bellen.’ - Nummer buiten de regio opzoeken...

‘Ja, ik bel over een 17-jarig meisje dat ik met spoed wil laten opnemen.

 

‘Nee, dat klopt, ik ben van crisisdienst Jeugd Groningen, maar dit meisje komt uit Drenthe.
‘Welke gemeente? Emmen. Of ik dat zeker weet? Ja,'  lieg ik. Dat ze misschien bij haar vader is ingeschreven in een andere gemeente noem ik nu maar even niet.

 

‘O, dus er had iemand van jullie crisisdienst naar Groningen moeten komen? Dat wist ik niet. Kan ik haar dan toch insturen? Bij hoge uitzondering. Fijn.'

‘O, maar jullie hebben geen plaats. Oké. Wat dan?'

‘Leeuwarden bellen? Maar daar heeft de gemeente Emmen toch geen zorg ingekocht? Oké, jullie hebben een onderlinge afspraak dit te verrekenen.’

 

- Ik bel Leeuwarden.  Nummer opzoeken...

'U spreekt met de Crisisafdeling Jeugd Leeuwarden. Buiten kantooruren zijn wij uitsluitend bereikbaar via onze eigen crisisdienst jeugd Friese gemeentes.'

 

- De verpleging komt bij me langs. Duurt het nog lang? Marije is steeds in tranen en ze kunnen ook niet aldoor bij haar blijven. 'Ik doe mijn best,' zeg ik, 'Ik heb waarschijnlijk iets'.  'Oké,' zeggen ze, maar ze kunnen hun misprijzen nauwelijks verbergen.

 

- Ik bel de crisisdienst Friesland.
'U spreekt met de crisisdienst jeugd Friesland. Er volgt nu een keuzemenu. Voor kinderen uit de gemeente Leeuwarden toets 1, voor… ... ...'
‘Ja, goedenavond. Ik bel over een 17-jarig meisje dat binnengebracht is in een ziekenhuis in Groningen, dat uit Drenthe komt, maar de Drentse crisisafdeling heeft geen plaats en zij stuurden me naar u.'

 

‘Ze komt uit gemeente Emmen.'

‘Ja, dat weet ik, maar er is tussen de Drentse en Friese crisisafdeling een onderlinge afspraak.'  

'Nêt.'

‘Dat is u niet bekend? Nou, het is echt zo.'

 

‘U wilt haar dan wel opnemen? Dat stel ik erg op prijs. Hoe laat kan ze komen en waar… Oké.  Dan zal ik vervoer regelen.’

‘Ja, u spreekt met Menno Oosterhoff, dienstdoende jeugdpsychiater crisisdienst Groningen. Ik bel over een Drents meisje, wat in een Gronings ziekenhuis ligt, maar nu naar een Friese crisisafdeling jeugd moet worden vervoerd.

 

‘Wat zegt u? ... Ja ze komt van een ziekenhuis en ze gaat naar een crisisafdeling jeugd.  ...  Ja, dat is een jeugdhulpinstelling. Vervoer in verband met jeugdhulp moet de gemeente regelen? Dat valt niet meer onder de verzekering?

 

- Ik, als arts,  bel Steunpunt Jeugd Groningen van de gemeente, gezien de Jeugdwet...:

 

‘Ja, ik belde u net ook al. Ik heb nog een vraag. Het gaat over dat Drentse meisje, dat in een Gronings ziekenhuis ligt. Zij moet vervoerd worden naar een Friese jeugdhulpafdeling, maar de Groningse ambulancedienst wil dat niet doen. Weet u hoe ik het kan regelen?

‘Het Drents steunpunt jeugd? Nee, die nemen niet op. Gemeente Emmen? Nee, ook niet.
‘U denkt dat er afspraken zijn met de Drentse ambulancedienst? Bel ik die.’

 

‘Met Menno Oosterhoff, dienstdoende jeugdpsychiater. Ik wil graag vervoer voor een 17-jarig meisje uit Drenthe, wat vanuit een Gronings ziekenhuis naar een Friese jeugdhulpcrisisafdeling moet worden vervoerd.'  

‘Wat zegt u? U komt eraan?!?!?’

Deze bureaucratie is dus door de Jeugdwet, dus eigenlijk door de politiek, gaan behoren tot de werkzaamheden van een academisch doorgestudeerd arts, psychiater, die wel wat anders te doen heeft dan bureautje spelen voor de gemeenten en regio's;   èn hier is nog afgezien van de diverse formulieren die per gemeente en regio verschillen, maar nodig bleken te zijn om de financiën rond te krijgen,  èn die dan ook weer opgevraagd moeten worden op telkens een andere afdeling van een andere gemeente of regio of samenwerkingsverband of niet...

Deze Jeugdwet is opgezet om te òntschotten!  U ziet het gebeuren!

 

 -----------------------------------------------------------------------------------------------

 

Voorbeeld 2:  

“Zeg me dat het niet zo is”

 

Einde van de bureaucratie?:
Huisarts Van Beek belt.  Hij wil Ellen verwijzen, een 17-jarig meisje, dat overmatig vaak haar handen wast. Moeder had van de 'Angst-, Dwang en Fobiestichting' begrepen, dat ons centrum daarin gespecialiseerd is.

 

‘Dat klopt, maarre …. waar woont het meisje?’ - In Veendam.

‘Het spijt me. De gemeente Veendam heeft geen zorg ingekocht bij ons. Ze kan zich melden bij het jeugdaanmeldpunt Veendam.’

 

- Veendam is voor moeder geen optie. Haar ex-man werkt bij de gemeente en ze wil niet dat hij hiervan weet. De vader van het meisje woont in Ten Boer. Gemeente Ten Boer heeft wel een contract met mijn instelling. Dus als het meisje bij vader ingeschreven kan worden? Vader belt een dag later. Hij is verontwaardigd, maar stemt uiteindelijk toe.

 

- Ik bel moeder voor een afspraak. Wel moet er nog een formele aanmelding plaats vinden in de gemeente Ten Boer. Moeder geeft aan, dat haar dochter zich erg schaamt voor haar probleem. Ik zeg dat ze zich kan beroepen op de verwijzing door de huisarts.

 

- De volgende dag word ik gebeld door de financiële administratie. De gemeente Ten Boer heeft zich beklaagd over mijn advies het meisje in Ten Boer in te schrijven. Nu zit de gemeente met de kosten. Als dit regel wordt, dan overwegen ze het contract met onze instelling volgend jaar niet te verlengen.

 

- Weer een dag later. Een telefoontje van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Of ik het meisje geadviseerd heb niks te zeggen. Ik leg uit dat ze zich erg schaamt voor haar klachten en dat ik gezegd heb, dat ze kan zeggen, dat de verwijzing al rond is, omdat de huisarts heeft verwezen. De meneer aan de andere kant van de lijn wordt boos. Hij verwijt mij kokerdenken. Hij gaat een hele tijd tegen mij tekeer. ... Ik bijt mijn tong af en luister het aan. ... Na een tijdje kalmeert hij en zegt het door te sturen naar het bureau Verleningsbeschikkingen.

 

- Ondertussen zie ik Ellen. Haar probleem is een klassiek verhaal van smetvrees en wasdwang. Ik begin met gedragstherapie. Er is een orthopedagoge, die hier goed in is, maar ik weet niet of zij hoofdbehandelaar mag zijn {de jeugdwet, hè! IVRK 24 lid 1  wordt door gemeenten genegeerd: de vrije toegang... Eigenlijk gaat internationaal recht boven gemeentelijk of landelijk recht, maar de ambtenaren kennen dat niet.}. Er zijn regels van de minister over wie in de basis-GGZ en wie in de specialistische GGZ hoofdbehandelaar mag zijn, maar gelden die regels ook in de   jeugdhulp?     - Twee weken later krijg ik de verleningsbeschikking van de gemeente, eerst voor acht zittingen. Daarna moet ik gemotiveerd verlenging aanvragen. Met speciale formulieren, naar speciale adressen.

 

- Het gaat ondertussen niet echt goed met Ellen. Ze is somber en in een weekend vertelt ze zelfmoordgedachten te hebben.

- Moeder belt de huisartsenpost. Die verwijst naar de crisisdienst van de jeugdhulp. Goed, maar welke? Veendam of Ten Boer?

- Helaas heeft de gemeente Ten Boer geen contract gesloten voor crisisdienst met onze instelling, dus komt ze elders terecht. Daar geven ze haar medicatie voor de nacht en het advies zich maandag bij mij te melden.

 

- Maandag word ik gebeld door de betreffende instelling. Ze zijn boos, dat ik geen verslag van mijn onderzoek gestuurd had aan het Centrum Jeugd en Gezin van de gemeente Ten Boer.

- Ik leg uit dat ik de huisarts een brief gestuurd heb. Of ik in het vervolg het Centrum voor Jeugd en Gezin op de hoogte wil brengen. Ik geef aan, dat ik niet weet of dat gezien de geheimhouding wel mag, maar daar heeft hij weinig begrip voor. {Die 'hij' geeft ook niet aan dat ze een arts hebben waaraan het verstrakt kan worden onder de medische privacywetgeving - zo zou het moeten}.

 

- Na de crisis in het weekend spreek ik Ellen zelf op maandag. Ik vind haar zo depressief, dat ik haar wil opnemen om in te stellen op medicatie. Ik bel de gemeente Ten Boer.

 

- 'Opname? Nee, dat is bovenregionaal ingekocht.'  Ik moet het regiokantoor bellen, maar er moet nog wel een verleningsbeschikking komen van hen. Voor een opname moet ik dat schriftelijk aanvragen.

 

- Formeel beslist de gemeenteraad over opnames, maar in de praktijk wordt het afgehandeld door de afdeling verleningsbeschikkingen. Nee, ze kan niet uitsluiten dat het in de gemeenteraad wordt besproken, maar meestal is dat niet het geval.

 

- Ellen wordt opgenomen. Drie week later belt ze me huilend op. Ze is met ontslag, maar ze moet nu eerst naar een programma voor ex-opgenomen patiënten ‘Verder op eigen kracht’.

 

- Pas als dat niet helpt kan ze weer naar de gedragstherapie. Ik bel de bureaudienst. De mevrouw van de bureaudienst is alleraardigst. Als ik denk dat gedragstherapie echt nodig is, dan kan ik de eerdere verleningsbeschikking reactiveren. Wel geeft ze aan dat er vanaf nu een regisseur bij betrokken is. Er is nu immers sprake van medicatiecontrole bij mij, gedragstherapie en ‘Verder op eigen kracht’. Vandaar de regisseur. De regisseur belt al de volgende dag. Hij nodigt mij uit voor een ‘Eén gezin-één plan’-bespreking.   Ik vraag hem even te wachten, bonk met mijn hoofd tegen de muur en sta hem daarna weer te woord.

 

- Direct nadat ik opgelegd heb word ik weer gebeld. Ditmaal is het de ziektekostenverzekering. ‘Ja, het meisje staat bij haar moeder op de verzekering, maar ze woont bij haar vader. Wij moeten nu de medicatie betalen, maar ze woont toch bij vader?’

 

- Gelukkig gaat het met inmiddels Ellen beter, maar zij blijft dwangmatig piekeren over een mogelijke besmetting. Eenmalige geruststelling door een kinderarts wil nog wel eens helpen, dus ik bel. De kinderarts is terughoudend. Er is de laatste tijd een grote toeloop van psychische problematiek en de verzekering heeft vragen gesteld.

 

- Hoewel Ellen intussen verder opknapt heeft ze bijwerkingen op de medicatie. Ik overweeg een ander middel, maar wil graag dat een collega van een ander gespecialiseerd centrum haar een keer ziet. Ik bel met de gemeente. Zij verwijzen me naar het informatiecentrum landelijke inkoop. Ja, zij kopen landelijk zeer gespecialiseerde hulp in. Nee, dit centrum zit daar niet bij, maar de gemeente kan een persoonsgebonden budget afgeven.

 

- Met lood in de schoenen bel ik weer de gemeente. Ja, dat kan, maar het PGB-budget voor dit jaar is op, maar gelukkig is het al december. Ik bel alvast mijn collega voor een afspraak. Ze zijn helaas failliet. Ze hadden patiënten uit het hele land, maar ze konden niet met alle gemeentes contracten afsluiten. Nee, hij werkt zelf nu in de zorg voor volwassenen.

 

- Om mee te delen dat de PGB-aanvraag gestopt kan worden bel ik vader. Oké, nou hij me toch aan de lijn heeft… Hij moet verhuizen voor zijn werk. Ellen wordt ingeschreven bij haar moeder. Misschien dat ik de behandeling dan over kan dragen aan een behandelaar van de gemeente Veendam.

 

- Moeder komt de volgende keer met Ellen mee. Ze geeft aan, dat ze naar een privépraktijk zullen gaan. Dat kost wel het nodige, maar dat heeft ze er wel voor over. Dezelfde middag laat mijn gedragstherapeute weten dat ze helaas ander werk heeft. Ja, ze gaat in een privé-instelling werken. Ja, het is jammer dat alleen kinderen van welgestelde mensen daarvan gebruik kunnen maken. Maar zij kan er niet meer tegen, zoals het in deze publieke zorg, de jeugdzorg,  gaat. Ik bel mijn pensioenadviseur. {Al die bureaucratie vreet!}

 
Naschrift

Er is in de Tweede Kamer ... een jeugdwet aangenomen die 'gezondheidszorg' (vòòr de Jeugdwet een juridisch zelfstandig begrip)  voor kinderen onderbrengt bij de gemeente. Omwille van de leesbaarheid heb ik veel dingen die kunnen gebeuren in één voorbeeld bij elkaar laten komen. Alhoewel fictief, zijn de beschreven voorvallen stuk voor stuk reëel in de praktijk van  de nieuwe Jeugdwet. Ik kan er nog veel meer bedenken. Ik laat me graag corrigeren. Zeg me dat het niet zo ...  gaat.

 

O, het kan nog erger...

Als de hulpverleners der gemeenten denken dat zij worden tegengewerkt, dan krijgen de ouders het stempel 'hulpmijders' en wordt er een AMK-, nu Veilig Thuis-, melding gedaan  -- met het oog op mogelijke kindermishandeling, want hulpmijden raakt verwaarlozen en mishandelen --  en is dan de kans groot dat er dwangzorg komt, waar niet het meest medisch optimale hulptraject doch een door ambtenaren gewezen dwangtraject onder OTS op wordt ingezet, en regelmatig het kind gewoon uithuis wordt geplaatst, weggezet in een vreemde pleegomgeving.   De ouders moeten daartoe clichématig juridisch, via de rechter,  beschùldigd worden te vallen onder het gestelde, de 'bedreigers',  in de wet BW1:255 lid 1:    "lid 1:    De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling (gezinsvoogdij) indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling èrnstig wordt bedréígd, èn:

a. de zorg die in verband met het wègnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders  die het gezag uitoefenen, door dezen niet of ònvoldoende wordt geàccepteerd,  en

b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders  die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de veràntwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247*, tweede lid, (niet?!) in staat zijn te dragen."

{ Ouders moeten daarom, als tip, nimmer vermeende 'zorgen' tegenspreken doch direct - als bewijs schriftelijk - een diagnose laten verrichten...  als bewijs dat er minder aan de hand is dan  wat leuke tips ontvangen van de echte deskundige. Laat zien dat u hulpaanvaardend èn zelfzoekend bent op hóógste niveau: IVRK 24 lid 1, naar uw wettelijke plicht in BW1:247. }

De bureaucratie helpt de 'jeugdzorg' bij de doolhof tussen 'jeugdzorg' en gezondheidszorg een handje:

   Code-loos

Spoed
  -------------
‘Het is spoed’, had mijn secretaresse gezegd. ‘Meer weet ik niet; ga er maar snel heen.’
Zij is nogal praktisch ingesteld. Wij werken samen op een afdeling voor specialistische jeugdhulp in Groningen. Vroeger heette dat geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen.

‘Ja kom nou, hulp gaan verlenen zonder dat aan alle administratieve vereisten is voldaan?’ sputterde ik tegen, maar dat mocht niet baten.
‘Ga nou maar. Dat komt wel.’
‘Ik heb niet eens een burgerservicenummer’, mokte ik nog, maar zij had me al een adres in de handen geduwd.

Toen ik op de opgegeven plaats aankwam stonden er al verschillende intakefunctionarissen. Ik herkende ze van ons maandelijkse screeningsberaad. Ze waren druk aan het bellen of keken in mappen met flowcharts over screening en intake en aanmelding. In het water spartelde een kind, duidelijk geen goede zwemmer.

 
Wie helpt?

‘Waarom helpt niemand hem’, vroeg ik terwijl ik ondertussen mijn app  ‘spoed-intake kinderen jonger dan 12 jaar’  opende.
‘Er is niet bekend uit welke gemeente hij komt’, legden ze me uit.
Ai, ai. Dat maakte het vrijwel onmogelijk iets te ondernemen.
‘Waar kom je vandaan?’, riep ik. Maar tevergeefs. Ik kon hem niet verstaan.
‘Ja, dat hebben wij ook al geprobeerd natuurlijk’, zeiden mijn collega’s. ‘Hij zegt wel iets, maar wat?’   {Blub blub?}
‘Als we hem nou uit het water halen en dan vragen naar de gemeente’, opperde iemand.
‘Maar onder welke activiteitencode dan?’, vroeg iemand anders.
‘Nee’, zei de eerste weer. ‘We halen hem uit het water als mens, niet als hulpverlener.’

Even waren we allemaal perplex: als mens? Mag dat wel? Toen drong het briljante van het voorstel tot ons door. Als mens konden we gewoon handelen zonder de vereiste codes, zorggegevens of een voorlopig zorgpad. We sloegen de voorsteller op de schouder en klapten in onze handen van plezier. Gewoon als mens. Wat een vondst!

Eén principiële letterzetter zei: ‘Hier werk ik niet aan mee’ en hij vertrok.
Een paar anderen zeiden: ‘Maar verder dan hem op de kant trekken durf ik niet te gaan, hoor. Dan móét er echt een productcode komen.’
Intussen hadden we de jongen een reddingsboei toegeworpen, die hij dankbaar beetpakte, en we trokken hem op de kant. Uitgeput lag hij op het gras terwijl wij ons om hem heen verdrongen, opgewonden roepend: ‘Waar kom je vandaan?’

‘Uit Vlissingen’ fluisterde de jongen nauwelijks verstaanbaar. ‘Ik logeer bij mijn tante.’
‘Vlissingen…..?’ stamelden wij verbijsterd. ‘Maar dat is aan de andere kant van het land.’
Sommige mensen liepen direct weg. ‘Daarmee heeft mijn instelling geen contract’.

 
Onvoorziene situaties

Zelf opende ik de app ‘onvoorziene situaties’, maar dat hielp niet. Als ik bij gemeente ‘Vlissingen’ invulde gaf hij aan: ‘'Uw instelling heeft geen contract met deze gemeente. Overleg met de productverkoopfunctionaris.'’  Maar die zat overspannen thuis.

De anderen stonden nog steeds om hem heen te discussiëren. Iemand was zo snugger te vragen: ‘Wie heeft een landelijke functie?’
‘Ja, ik’, riep een man, ‘maar of dat helpt? Het is voor transgenderstoornissen.’
Even overwogen we hem onder ‘vermoeden van transgenderstoornis’ in het systeem te persen, maar dat leek ons toch fraude.
‘Wat moeten we nu?’, riep de meest zenuwachtige van ons stel, handenwringend.
‘Teruggooien?’, opperde iemand.
‘En dan een wijkteam bellen van zijn gemeente?’, vulde een ander aan.
Hoewel het op het eerste gezocht aantrekkelijke kanten had, leek het ons bij nader inzien toch geen goed plan.

Maar wat dan wel? We besloten tot een instellingen overschrijdend spoedberaad. Eén van ons was met een busje. Daarin maakten we onze tijdelijke vergaderruimte. We waren nog bezig te bespreken wie deze bijzondere vergadering zou moeten voorzitten, toen de jongen aanklopte.

 
En toch bedankt

‘Mag ik naar huis’, zei hij. ‘Ik krijg het koud.’
Deze vraag bracht ons opnieuw in ernstige verlegenheid. Mag dat? Welke procedure zouden we nu moeten volgen, moest er geen melding gedaan bij Veilig Thuis?

De meeste rebelse van ons zei ineens: ‘Ja, ga maar. Als je maar nooit vertelt dat wij je gered hebben. Je bent gewoon zelf op de kant geklommen.’
‘Ok’, zei de jongen bedremmeld. ‘Maar eh,……’
‘Wat wou je nog zeggen?’, vroeg ik.
‘Toch bedankt voor het helpen’, zei hij.
‘Graag gedaan’, riepen we in koor.
Terug op kantoor vertelde ik alles in geuren en kleuren aan mijn secretaresse.
‘O, ik wou dat ik erbij geweest was’, riep ze. ‘Wat spannend! Dat moeten we vaker doen.’
‘Nou, nou’, temperde ik haar enthousiasme. ‘Wel even reëel blijven. Hier gaan we echt geen gewoonte van maken. Stel je voor dat we zonder postcode en productcode mensen gaan helpen. Dan stellen we de mens boven de codes en regels. Dat wordt een janboel.’
Ja toch?

P.S. Deze blog is op 1 juni 2016 uitgesproken op het symposium ter gelegenheid van het afscheid van prof. Ido Weijers.  Prof. Ido Weijers is actief geweest in de strijd tegen de Jeugdwet, die de  transitie van alle jeugdhulp  naar de gemeente heeft geregeld.

“Traumachirurgie afschaffen leidt tot minder verkeersslachtoffers”  --- Waar of niet-waar?

 

 
Sinds de toename van het verkeer zijn er veel meer traumaslachtoffers. Veel beter dan al die slachtoffers behandelen {dus geen zorg meer verstrekken aan slachtoffers maar preventief zijn}, is de maatschappij veranderen zodat er minder verkeer is. Dan zijn er ook minder verkeersslachtoffers. Om dat te bereiken gaan we de traumachirurgie moeilijker toegankelijk maken. We moeten alledaagse maatschappelijke problemen niet langer medicaliseren.

 

Bovenstaande redenering is natuurlijk volstrekt onzinnig. Natuurlijk zouden er minder verkeersslachtoffers zijn als er minder verkeer is. Er zouden ook minder doden zijn als er minder oorlog is. Maar het afschaffen van het rode kruis brengt vrede niet dichterbij. Het afschaffen van traumachirurgie vermindert het aantal verkeersslachtoffers niet.
Geestelijke gezondheidszorg

 

Er is geen mens die dat zou willen beweren. Maar als het gaat om de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jeugdigen kan zo’n redenering klaarblijkelijk wel.

 

’Het is beter als we concentratieproblemen meer accepteren’
’Toen er nog meer manlijke leerkrachten voor de klas stonden werd jongensgedrag meer geaccepteerd.’
’Als we minder vragen van onze kinderen dan hoeft er geen probleem te zijn.’

 

Ja, en als er geen verkeer was dan waren er minder verkeersslachtoffers. Wat moeten ouders van een jongetje, dat op school buiten de boot valt door zijn forse afleidbaarheid en impulsiviteit met deze redeneringen? In de oertijd was niet stil kunnen zitten en impulsief zijn misschien geen groot probleem. Maar wat heb je daaraan in 2013 waar hoge eisen gesteld worden aan ons vermogen tot plannen, organiseren en concentreren?
Medicaliseren

 

Als kinderen niet letterlijk in het verkeer maar figuurlijk in de maatschappij verongelukken dan is helpen opeens medicaliseren. Voorstanders van de nieuwe wet op de jeugdhulp geloven met een meer bij religie dan bij wetenschap horende zekerheid dat minder jeugd-ggz leidt tot minder problemen. Want jeugd-ggz wordt voor het gemak maar gelijkgesteld met medicalisering.
Kwalijke veronderstelling

 

Daar zit een kwalijke veronderstelling onder. Professionals in de jeugd-ggz stellen kennelijk kritiekloos diagnoses en voorzien alles wat maar een beetje anders is van een etiket. En ouders laten dat zich maar allemaal aanleunen, omdat het hen vrij pleit in plaats van dat ze eens verantwoordelijk gesteld worden voor hun eigen tekortschieten. Liever een kind aan de pillen en tijd voor de tennisbaan dan wat tijd te besteden aan je kind.
Erkenning

 

Ik herken mijn collega’s daar niet in. Ik herken de ouders daar ook niet in. De ouders die ik ken ontvangen een diagnose met gemengde gevoelens. Erkenning voor de problematiek, maar toch hadden ze liever dat ze het te zwaar zagen. En voor medicatie moet ik altijd heel duidelijke argumenten geven, want bijna zonder uitzondering willen ouders dat liever niet.
Diagnose

 

Een diagnose betekent voor mij niets meer of minder dan een erkenning van het feit dat iemand zich onder de gegeven omstandigheden anders gedraagt dan anderen en dat dat een verstoring van zijn welbevinden of functioneren tot gevolg heeft. Kort gezegd, iemand doet anders en heeft daar last van.
Maatschappij veranderen

 

Ik stop morgen met mijn werk als we de maatschappij zo kunnen veranderen dat kinderen die in bepaalde opzichten wat anders zijn daarvan geen hinder meer ondervinden. Ik ben er ook helemaal voor dat het verkeer veel veiliger wordt gemaakt zodat er minder slachtoffers vallen. Maar we gaan de traumachirurgen toch niet opeens beschuldigen van medicalisering? We gaan ouders die met hun verongelukte kind naar de spoedpoli gaan toch niet beschuldigen van gemakzucht?
Heilstaat

 

Nederlandse kinderen zijn de gelukkigste kinderen van de wereld. Nederlandse ouders besteden de meeste tijd aan de omgang met hun kinderen. En wij gaan alle heil verwachten van opvoedingsondersteuning aan ouders met een psychotisch kind. Of schuldsanering van ouders met een autistische zoon. Ja hoor, in de heilstaat is geen psychiatrie nodig.

 

Ik doe mijn best er niet boos om te worden, maar dat valt niet altijd mee.