Waarom in de ‘jeugdzorg’ en de GGZ de mensen/kinderen met de grootste problemen het minst worden geholpen.  

N.a.v. http://strakxisnu.nl/wp-content/uploads/2016/09/De-Groene-Amsterdammer-9-2016.pdf  .

Zie ook http://ememo.nl/disneuro.html wegens een gevolg van o.m. slechte ‘jeugdzorg’, dat schadelijke gevolgen kent, zo is wetenschappelijk bewezen (J.J.Doyle, 20117, 2010; U.Gresser, 2016). Celevt-blogs: http://celevt.nl/blogs/ met informatie, en http://www.canarratives.org/.  

 

Directeur van Celevt mevrouw G.M. Rensen ziet dat er een groep volwassenen is dat geen passende hulp vindt wegens vroeger trauma, dat diepgeworteld is.   Er wordt een traumabehandeling opgezet voor deze mensen.    Ze legt uit:  “Ik wil graag dat alles bij elkaar komt hier: psychische, maar ook somatische zorg.   Opleiding en onderzoek.   Evidence-based behandelingen, ervaringsdeskundigheid, en ook empowerment en maatschappelijk herstel.  Het moet een plek zijn waar mensen op hun gemak voelen.”   

 

We zien vaak, en zeker onder ‘jeugdzorg’, dat er niet integraal doch met plak- en stutwerk ‘gediagnosticeerd’ wordt (zonder dat een echte specialist de cliënt zelf heeft onderzocht op open onderzoeksvragen), als het niet slechts een plakwerk van etiketten is geweest ofwel roddelwerk en afvinklijstjes in de ‘jeugdzorg’, en kinderen weggezet (UHP) zonder de echte passende dus gediagnosticeerde therapie erbij te verstrekken.

 

Prof.dr. Vincent Felitti, onderzoeker bij    ACE-studies ,   vat gevolg samen:   “Adverse childhood experiences are the most Basic and longlasting determinants of health riskbehaviors, mental illness, social disfunction, disease, disability, death and health costs.”

{= “Bijwerkingen bij [pijnlijke] jeugdervaringen zijn de meest fundamentele en langdurige factoren voor gezondheidsrisico’s, geestelijke ziekte, sociale disfunctioneren, ziekte/ dissociatie, arbeidsongeschiktheid, overlijden en de kosten voor de gezondheidszorg."}

 

Eigenlijk dus wat ook Joseph J. Doyle jr. in 2007 bevond (http://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/wat-wetenschap-uhp-missen-van-ouders/):  “Kinderen zijn beter af thuis met passende hulpverlening bij gelijke problematiek dan weggezet in een pleegsetting.”

 

Prof.dr. Onno van der Hart, trauma-expert Univ.Utr., vertelt over trauma’s en traumabehandelingen. Allereerst legt hij uit dat het bij Vroegkinderlijke Chronische (dus langdurige) traumatisering gaat om langdurige, ernstige en herhaaldelijke mishandeling, verwaarlozing of zelfs seksueel geweld. [Dat komt dus vaak voor onder OTS met uithuisplaatsing.] Het gaat om kinderen bij wie dit in de regel al voor het zesde levensjaar begint. Zeer ernstige gevallen dus.

 

“Bij dergelijke traumatisering breekt er letterlijk iets in de persoonlijkheid, valt de psyche uiteen”, vertelt Van der hart.   “Dat heet   dissociatie. *    Dit vindt plaats bij iedereen die getraumatiseerd wordt en is het meest complex bij mensen met een Dissociatieve identiteitsstoornis.   Dissociatie komt tot uiting in onder meer episodes waarin je even weg belt of niets meer voelt en in indringende beelden of zelfs herbeleving van de traumatische ervaringen.”   Latere specialisten blijven regelmatig steken bij een aspect van  de gehele klacht, zoals bij depressie of eetproblematiek.  De traumagerelateerde stoornis wordt niet herkend.

 

“Ook als het duidelijk wordt dat er sprake is van forse traumatisering wordt onvoldoende nagegaan in hoeverre er ook sprake is van post-traumatische stress of een Dissociatieve stoornis.   Gevolgen zijn dan verkeerde of incomplete diagnosen, en daarop volgende inefficiënte behandelingen, die traumatiserend kunnen zijn voor de cliënten en hun lijden versterken.

 

Eigenlijk kan men bij uithuisgeplaatste kinderen, gezien de bevindingen van arts-professor Ursula Gresser (http://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/wertenschap-kind-oudercontact-schaden-is-schadelijk/), ook zeggen dat niet-open en niet-medisch begeleide uithuisplaatsingen met alle belastende signalen erbij gerekend tot de actoren daartoe behoren.   Uithuisgeplaatst-zijn is langdurig, vervreemdend, traumatiserend, de loyaliteit en het Cortisol-gehalte aantastend, en een aanslag op de gehechtheid (FJR 2012/95: http://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/fjr-2012-95-over-hechting/ ; http://jeugdbescherming.jimdo.com/tips-en-andere-brieven/cortisol-in-pleegzorg-te-hoog/).  

 

Rob de Blok en Marga Ganzevles hadden jarenlang ernstig getraumatiseerde pléégkinderen in huis en schreven daar een aangrijpend boek over: ‘Wie zorgt er dan voor mij?’(2015).

Ze zagen ‘hun’ kinderen onder de ‘jeugdzorg’ en onder daaronder beïnvloede GGZ met een kluitje in het riet gestuurd.

“En helaas is kindermishandeling geen officiële diagnose. Bovendien moeten de eigen ouders vaak meewerken” en dat willen die ouders begrijpelijkerwijs niet als de gezinsvoogdij geen echt deskundige specialist aanwijst om tot open diagnostiek te komen en de ondeskundige baas, zelfs ‘doktertje’, speelt.

 

“We zagen dat veel kinderen pilletjes krijgen voor zgn. ADHD, maar nooit echte hulpverlening voor hun trauma’s”.

Dit is de praktijk van ‘jeugdzorg’!

 

Bovendien heerst ook in de ‘jeugdzorg’ met hun ketenpartners van ‘GGZ’ en jeugdrechters  over kinderen de overtuiging:  eerst moet er [‘veilig’] gestabiliseerd worden (zonder de echte deskundige aan te wijzen of die naderhand te controleren).   Er zou eerst een vertrouwensrelatie moeten worden opgebouwd en er zou een rustige, veilige leefomgeving moeten zijn. “Bij deze kinderen is er juist vaak sprake van voortdurende onzekerheid. Blijven ze bij uiteindelijk hun ouders [en krijgen die wel de juiste hulp] gaan ze weer naar een ander pleeggezin of -tehuis, of mogen ze na een jaar terug naar hun vertrouwde ouders? Blijven ze op deze school? Moeten ze binnenkort weer nieuwe vriendjes maken? Ze kunnen zich nergens op instellen. – Máár ondertussen hebben ze wel traumatische ervaringen die níét worden behandeld ‘omdat ze geen ‘rustige, veilige’ thuisbasis hebben.” 

 

‘Jeugdzorg’ is een vicieuze cirkel.   

 

“Hoe moeilijk te geloven het ook is:” de ‘jeugdzorg’ c.s. denkt niet vanuit de psychische belangen van het kind, denkt niet op een deskundig niveau, zodat het lijkt àlsof ze denkt vanuit de ouders. Maar we zien dat die ouders juist niet de deskundige voorlichting en steun verkrijgen (wat zou moeten: BW1:262).

 

Natuurlijk zijn er ook ouders die niet leerzaam zijn, die denken het [uit de lucht] beter te weten, zonder dat ze ook maar een pedagogisch boek hebben gelezen, laat staan begrepen.

 

Dat maakt het werk voor de rechter uiteraard lastig.  Er dient werkelijk gemeten te worden:  diagnostiek, open en integraal, door een leuke specialist die daartoe vale jaren medisch-academisch is opgeleid.

 

In Nederland hebben we ruim 160.000 mensen met een ernstige psychiatrische aandoening.   Van deze groep is 70% slachtoffer van vroegkinderlijk, herhaaldelijk, langdurig, fysiek geweld; 50% is slachtoffer van herhaaldelijk, langdurig seksueel geweld, en 70% is langdurig, ernstig, herhaaldelijk getraumatiseerd. “Dit soort complexe trauma’s laten enorme sporen na,” noemt Kees  Lemke op, bestuurder van GGNet, een GGZ-instelling uit de achterhoek.

 

Langzamerhand beginnen er diagnostische centra te ontstaan die inzicht krijgen in het verder-kijkend diagnosticeren en behandeltrajecten voor deze slachtoffers.

 

Niet alle cases worden door de ‘jeugdzorg’ veroorzaakt, máár waar prof.dr. R.J. van der Gaag (2003, http://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/diagnostiek-nodig-als-nulmeting/)  reeds adviseerde om (diagnosticerende) 'zwaargewichten' vòòr de ingang tot dwangzorg te zetten voor goede diagnostiek (= het métend bepalen van het meest optimale hulptraject met ook oog voor de kind-ouderband en de inzet van de ouders omdat zij belangrijk zijn hierin, wat leidt tot het beste alternatief daartoe), is dit met gevolg nog steeds nìèt gebeurd.  

Veel wel-betrokken ouders zijn onwetend dat ze ook via de huisarts of kinderarts direct naar een diagnosticerend specialist mogen met hun kind (in gezinssysteem) en laten zich geleiden naar de lagere ingang, de wijkteams, jeugdhulp, waar een doolhof aan regelmatig gedwongen trajecten op volgt. Er bestaat dus wel jeugd-gezondheidszorg, maar de wegwijzers bezuinigen….  

 

We mogen dus verwachten dat de bezuinigende jeugdhulp en ‘jeugdzorg’ (jeugdbescherming) nogal wat gevolgkosten en -leed zal veroorzaken (en hógere kòsten dàn de bezuiniging).

 

https://www.dropbox.com/s/e2exwdaacp7dnma/Wat%20ondervinden%20kinderen%20%2B%2B%202016.pdf?dl=0 het oorspronkelijke artikel, dat in diverse artikelen achter elkaar is gepubliceerd op https://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/ vanaf 'Diagnostiek..., Gevolgen..., etc. .

"Deze beelden illustreren de negatieve invloed van verwaarlozing op de hersenen in ontwikkeling (wat ook kan door 'jeugdzorg' dat niet diagnostisch acteert).   In de CT-scan links, is het beeld te zien van een gezonde 3-jarige met een gemiddelde omvang van het hoofd.   Het plaatje aan de rechterkant is van een drie jaar oud kind dat lijdt onder ernstige affect -(/sensory)-onthouding en verwaarlozing.   De hersenen van dat kind zijn kenmerkend kleiner dan gemiddeld en laat een abnormale ontwikkeling van de cortex zien”.
These images are from studies conducted by a team of researchers from the Child Trauma Academy led by Bruce D. Perry, M.D., Ph.D.

Voorbeeld

Dissociatieve en Affectregulatie (Hyper-Arousal) Responsen  
Dr. Bruce Perry, voormalig hoofd van de Child Trauma Academy in Houston, Texas, geeft dit [aangepaste] voorbeeld van dissociatieve en overstromings -responsen in hetzelfde kind naar aanleiding van verschillende gebeurtenissen.

" Het betreft een twaalf jaar oud meisje....   Vanaf de geboorte tot op vijfjarige leeftijd leefde ze in een gezin dat gekarakteriseerd werd door huiselijk geweld met begeleiding van een gezinsvoogd zonder visie.   Gedurende die tijd, werd ze gezien als stil, meegaand, "tuned out",  dagdromend en in het algemeen als "een lief klein meisje."    Ze heeft weinig herinneringen aan het vechten, maar haar moeder beschrijft dat ze haar in bed vond, schommelend, met dekens over haar hoofd na sommige vechtpartijen in het huis.   Op 12-jarige leeftijd is de moeder hertrouwd maar episodes van huiselijk geweld bleven ongelukkig genoeg bestaan in het gezin waarin het kind vertoefde (en de sfeer proefde).   Deze keer echter, was het meiske luidruchtig, strijdlustig, boos en rende elke keer van huis weg als deze gebeurtenissen plaats vonden.  Men zag dat ze ‘concentratie’-problemen had op school wat voort bleek te komen uit  “hyper waakzaamheid”.    Liever dan "tuning out"  en terugtrekken in een dissociatieve cocon, was dit kind overgevoelig geworden voor vechten en had een dramatisch, uitgesproken en langdurig conflict met affectregulatie (hyper-arousal)"
(Perry, B.D. (2000b), p. 8. Trauma and terror in childhood: The neuropsychiatric impact of childhood trauma [online]. Retrieved from http://www.childtrauma.org/ctamaterials/trauma_and_terror.asp).

 

Ondervoeding
Ouders, ook prenataal,  die onder de spanning  lijden die scheiding zullen veroorzaken kunnen eveneens het eetpatroon van het kind uit het oog verliezen, fysiek zowel als psychisch, de zin in eten. . . .  Ondervoeding, zowel voor als tijdens de eerste jaren na geboorte, zo is   aangetoond   resulteert in onvolledig tot ontwikkeling komende hersengroei en tragere doortocht van elektrische signalen in de hersenen (Pollitt & Gorman, 1994; Shonkoff & Phillips, 2000). Deze effecten op de hersenen staan in verband met cognitieve, sociale en gedrag tekorten met mogelijk lange termijn gevolgen (Karr-Morse & Wiley, 1997).
Bijvoorbeeld:  ijzer-tekort (de meest voorkomende vorm van ondervoeding in de Verenigde Staten) kan resulteren in cognitieve en motorische achterstand, angst, depressie, sociale problemen en concentratie problemen (Shonkoff & Phillips, 2000).  Proteïne-tekort kan resulteren in motorische en cognitieve achterstand en impulsief gedrag (Pollitt & Gorman, 1994).   De sociale -en gedragshandicaps kunnen moeilijker ‘te repareren’ zijn dan cognitieve handicaps, zelfs als het ondervoedingsprobleem gecorrigeerd is (Karr-Morse & Wiley, 1997).

 

 

 

 

 

 

 

 

Schematische opbouw van hersenen, die beïnvloed worden in groei door signalen van alle zintuigen.