Smoesjes en clichés in jeugdzorg bij 'zieke' kinderen

 

Bij lastig jezelf het voor te stellen psychologische ‘afwijkingen’ zoals  onveilige gehechtheid  of autisme, bestaat een grote kans op meldingen naar onVeilig uiThuis (VT), de ‘jeugdzorg’, die niet diagnostisch meet maar regelmatig het overlaat aan de RvdK die “onderzoekt”, maar weer niet diagnostisch.

Zo komen er veel kinderen met een ‘false positive’  de dwangzorg binnen. Dat zorgt voor veel contra-indicaties  die de ‘jeugdzorg’ nimmer mee laat wegen, en de jeugdrechter evenmin.   Vrouwe Justitia is geblinddoekt, maar tevens in jeugdrecht oliedom waar er orthopedagogische en medische kennis van node is om integraal te kùnnen oordelen. De jeugdzorgprofessional kan niet aan de Jeugdwet artikel 3.3 voldoen bij gebrek aan medische kennis, en de teamleden evenmin naar beroepscode omdat ze enkel afgaan op wat de jeugdzorgprofessional op haar niveau wil en kan doorgeven. De spil in het team is geen diagnostisch deskundige die de cliënt zèlf ziet en onderzoekt!

 

Prof. R.J. van der Gaag  stelde niet voor niks voor om voor deze ingang tot dwangzorg (OTS en UHP, UitHuisPlaatsen) echte zwaargewichten, zèlf diagnosticerend, in te zetten om medische blunders te voorkomen en daarmee schade of door aan kinderen die niet mogen passen in dwangzorg. Zo kan Pandas dodelijk zijn wanneer de daaraan gevolghebbende gedragsstoornis tot een uithuisplaatsing leidt.   Uithuisgeplaatsten krijgen veelal geen open diagnose naderhand, omdat een pleegsetting clichématig “veilig” heet te zijn, wat onwetenschappelijk is ingeslopen in de p.r. vanuit de jeugdzorglobby.

Bijvoorbeeld:  de gedragsproblemen door Pandas  zijn enkel medisch te diagnosticeren, en er dan ook medisch therapie voor te vinden: http://jeugdzorg-darkhorse-plus.blogspot.nl/2013/08/de-transitie-medische-diagnostiek.html . Dat is dus geen schuld geven aan 'slechte ouders' of aan hun opvoeding, 'dan maar snel uithuisplaatsen of een  EigenKrachtConferentie inzetten', maar antibiotica. Jeugdzorg zou met UHP dodelijk zijn!

 

Ouders moeten dus zorgen dat wanneer hun kind wat gediagnosticeerd heeft gekregen, er èn een diagnostisch rapport is geschreven dat ouders in copie altijd bij zich hebben om ad hoc  te laten zien, en voor gebruik bij jeugdzorgrechtszaken, en om hun derden zoals school, consultatiebureau, huisarts etc., hierover te informeren met daarbij een  verbodsbrief  om geen informatie te verstrekken naar anderen, ook VT, zonder uw toestemming.

Dit ook vanwege de diagnostieke problematiek waaraan hooggekwalificeerd (therapeutisch) gewerkt wordt, en om zelf vooraf waarschuwend een melding tot toestemming te verkrijgen om informatie aan een verzoeker te verstrekken waar enige vorm van ‘jeugdzorg’ (hoe ze zich ook noemen)  informatie verzoekt, soms zich zelfs voordoend alsof ze er zonder meer recht op hebben; er kan zelfs beweerd worden dat ze wettig voogd zijn!

Dit is zo belangrijk omdat de jeugdzorgwerkers, en zelfs ‘vertrouwensartsen’, het gedragsprobleem kunnen verdraaien tot iets waaraan de oorzaak altijd ligt bij de “slechte ouders”.

 

Gehechtheid, autisme en sommige andere lastig te onderkennen ‘stoornissen’ zijn niet in het sociaal domein te herkennen, en er is vooral dan gespecialiseerde diagnose hard nodig.  Bij enige mate van onveilige gehechtheid kunnen ouders onder therapeutische begeleiding in de gezondheidszorg (dus niet het lagere jeugdzorg) zelf veel bijdragen in het verbeteren van de stoornis. Bij autisme is het bekende 'thuis' een levensnoodzaak om zo veel mogelijk in evenwicht te blijven, war de  cortisolbalans  goed doet.

 

Ouders moeten inzicht krijgen, ook in hoe de ‘jeugdzorg’ inclusief RvdK problemen verdraaien en insinuatief inpassen in de  tekst van BW1:255,  de “ernstige bedreiging” van het kind in diens ontwikkeling en ‘veiligheid’. 

Hier onder een brief die inzicht geeft om bijv. school voor te lichten met welke verschijnselen ze te maken krijgen bij autisme, zodat er niet snel een afschuifmelding gedaan wordt naar VT.

 

 

“Lieve juf of meester,

 

Deze brief schrijf ik speciaal voor u. Ik vraag vijf minuten van uw tijd om deze te lezen. Misschien leest u hem wel, omdat u door mij graag meer wilt weten van autisme, een gediagnosticeerd probleem bij ons kind.  Of u krijgt deze tekst aangereikt van een ouder van een kind met autisme in uw klas.  Zie die ouder dan niet als een betweter of als iemand die denkt dat u het niet kunt.  Zie die ouder als iemand die héél graag mèt u op één lijn wil zitten en samen wil nadenken en praten over uw leerling, hun kind met autisme. (Sommige dingen zijn ook bij onveilige gehechtheid van toepassing).

 

Als uw leerling met autisme u niet aankijkt, is dat geen mankement dat hersteld moet worden. U kunt niet eisen van een kind mèt autisme dat het je aankijkt. Het aankijken kan te eng zijn of te overprikkelend. Het is ook niet zo dat als een leerling met autisme u wel aankijkt, het dan geen autisme zou hebben. Sommige kinderen met autisme kijken naar je wenkbrauwen, omdat ze proberen zich sociaal wenselijk te gedragen. Er zijn ook kinderen met autisme die je te lang aanstaren en dus juist te veel oogcontact maken. Het niet aankijken is dus geen bewijs voor wel of geen autisme. Lieve juf of meester, ik vraag u om niet meer zo’n punt te maken van dat aankijken. Ga eens naast het kind zitten. Doe samen iets en ga in gesprek tijdens die activiteit. Voel het contact. Er zijn zo veel verschillende manieren om contact te maken. Reis eens naar de wereld van het kind met autisme. Toon interesse in die wereld. U zult versteld staan van het moois dat dan ontstaat. {{De jeugdzorg zal hier echt wel doktertje willen spelen en wel op het al dan niet aankijken menen een diagnose te kunnen stellen. Vaak na intimiderende dwang naar het kind zal de reactie van jeugdzorg zijn dat het kind heeft ‘aangekeken’ en dus geen autisme ofzo heeft, en er dus een bedreiging in de ontwikkeling is die ligt aan de ouders}}.

 

Als uw leerling met autisme na een lange dag naar huis gaat en hij of zij doet op het schoolplein lelijk of misschien zelfs onbeschoft lijkt te doen tegen de ouder, dan is het niet zo dat de ouder niet kan opvoeden. {{Dat wil de ‘jeugdzorg’ vaak wel doen geloven om werk te hebben, waarop subsidie verstrekt wordt, maar echt diagnostisch is dat onzin; alleen een rechter is geen medisch specialist en gelooft de jeugdzorgprofessional domweg}}. Verplaats u eens in de schoenen van die ouder.  Die ontvangt diens kind na een lànge schooldag. Het kind heeft de hele dag geprobeerd om zich sociaal wenselijk te gedragen.  Alle prikkels heeft het – voor een kind zólang – weerstaan. Misschien was het kind wel angstig.   Misschien knipperde die tl-buis wel vreselijk naar in zijn ogen. Misschien is het zelfs wel gepest toen u even niet keek.  Op het moment dat het kind de ouder ziet, valt alle spanning weg. Het kind ontlaadt.  En bij wie doet het dat?  Bij de meest veilige persoon: de ouder.  En die ouder weet dat! Die wel, vele buitenstaanders niet!  De ouder staat al schrap op het schoolplein.  Die voelt alle blikken van de andere ouders alweer op zich gericht. E  n toch staat die ouder daar rustig.   Omdat het beste voor het kind is om zo voorspelbaar mogelijk over te komen.   Voelt u dit: Elke keer weer moet deze ouder dit doorstaan; de blikken van de andere ouders, de blikken van de meesters en juffen, het ontladende gedrag van het kind.   Al die veroordelende gedachten van omstanders….   ‘Waarom zegt die ouder er niks van tegen diens kind?’. Iedereen vraagt het zich af. ‘Pikt die dat gewoon? Ik zou dat echt niet pikken, hoor!’.  Nee.  Deze ouder pikt helemaal niets gewòòn.   Deze ouder redt de situatie, het kind, en…  zorgt dat verdere escalatie voorkomen wordt.  Opdat het kind zo rustig mogelijk mee gaat, het schoolplein af.   Deze ouder is een held, elke dag weer.

Lieve juf of meester, ik vraag u hieraan te denken, elke keer weer als je zo’n ouder ziet op het schoolplein.  {{En bedenk dat de ‘jeugdzorg’ zo graag dit niet wilt inzien en bij een melding niet zal diagnosticeren om deze therapeutische representatie te waarderen; de ‘jeugdzorg’ zal zonder beschouwing die Doyle of Gresser wetenschappelijk geeft het kind als werkgelegenheidsobject gaan zien, en dat blijkt dus schadelijk!}}.

 

Lieve juf of meester, ik vraag u het volgende:  ga eens in gesprek met uw leerling met autisme.  Praat mèt het kind in plaats van over het kind.  Laat het eens meedenken.  Denk in termen van wat wèl kan.   Durf af te wijken van de veilige routines.   Wat kan men doen als telkens hetzelfde steeds ‘fout’ gaat en je belandt weer met iedereen aan tafel in een groot overleg over de leerling met autisme?  En als ge al in een groot overleg zit, heeft gij dan de ouders eerst gevraagd?   Die kunnen zoveel weten over hun kind!   Gebruik die kennis.   Weeg die kennis ten minste, en onderzoek!   Stel je kwetsbaar op.   Word creatief.   Een kind met autisme dat niet de hele week naar school kan vanwege angst en overprikkeling, is niet ‘lastig’.   Verkramp niet als dit zich voordoet.   Kijk bijvoorbeeld eens hoe vaak dit gemiddeld gebeurt.   Is het twee keer per maand?   Een keer per week?   Erken dit en overleg met de ouders en het kind. {Medisch specialisten, niet dus bij ‘jeugdzorg’ in het sociaal domein, kunnen tips geven, via de ouders. Dat is voor het kind m,et een gediagnosticeerd gedragsprobleem en met eigen talenten gezonder dan het gokwerk in het sociaal domein}.    Maak een plan; we willen graag meedenken.   Of wat dacht je van een strippenkaart, met precies zo veel strips als het aantal keer dat het kind gemiddeld overprikkeld thuis zit.   Zeg dat het kind dan een stripje kan afstempelen; ervaar wat er dan gebeurt.   Wij hebben dat zo gedaan op mijn school.   Ik kan u vertellen dat de betreffende leerling in de maand november de hele maand op school was.   Gewoon, omdat het zich begrepen voelde, erkend.   Ik zeg niet dat dit altijd zo zal werken.   Elk kind met autisme is namelijk anders. Ik zeg wel dat het de moeite waard is om in oplossingen te denken.  Samen.

 

Lieve juf of meester, ik hoop dat het de vijf minuten tijdsinvestering waard was.  Het is een kleine oproep.  Een oproep om in dialoog te gaan.  Met de ouders en met het kind.  Een oproep om creatief te zijn en te denken in oplossingen.  Ik beloof u, het levert veel moois op.”

Deze tekst is overgenomen uit het boekje ‘Maak van een mug een vlinder’. Copyright © 2017, Natasja Hoogerheide.

 

U ziet, de ‘jeugdzorg’ kan de waarheid verdraaien of niet eens wìllen zien.  Er is veel gaande over de ‘waarheidsvinding’ in dat sociaal domein.  Ombudsmannen, advocaten, ouderondersteuners, maatschappelijk werkers, ze melden de vele uitglijders in dit niet hooggekwalificeerde domein.  En u kent vast de wetenschap die onderkent dat een kind met bepaalde problemen toch beter af is thuis met de juiste hulpverlening, therapeutisch met voorlichtende begeleiding aan ouders, dan weggezet in een vreemde pleegsetting, veelal zonder enige vorm van juiste therapie?! Hier en hier en hier en hier bijvoorbeeld.  Het is ook duidelijk dat 'jeugdzorg' slechte resultaten* boekt: hier blijkt dat het bij 72% van de OTS-sen (in 2 jaren) niet beter gaat maar wel voor de helft nog slechter, zoals Hermanns ook aantoonde**.

 

De ‘jeugdzorg’, met VT, kennen een scala aan afleidende of  uitwijkende smoesjes  om te doen lijken naar de           niet-medische rechter  dat er wat “ernstigs” aan de hand is, vaak zonder enige vorm van definitie of bewijs, en zeker al te vaak zonder open diagnose vooraf, of enige gedegen voorlichting aan ouders om te verbeteren.  De geadviseerde ‘nulmeting’  uit de wetenschap is na decennia nog steeds niet herkenbaar in dit sociaal domein.

Ook bij relatieproblemen en scheiding met  omgangssabotage  wordt niet effectief geholpen door de G.I..

Het is goed hier preventief op te anticiperen met juiste voorlichting en informatie naar uw derden en andere ouders, niet met een (mondeling en ongeloofwaardig) verhaaltje maar met afgedrukt bewijs van goede sites.

 

*:  Het resultaat van 'jeugdzorg' is het 'best' te zien wanneer de opgegroeiden met 'jeugdzorg' 18 jaar worden en dan oververte-genwoordigd in uitkeringen terecht komen.

Vergelijk:   ca. 11% van alle kinderen komt met jeugdzorg in aanraking, en een naar groot deel daarvan in de dwangzorg;   daar tegenover komt dus 89% niet hiermee in aanraking, en toch 'veroorzaakt' deze jeugdhulp voor ca. 80% WAjong-uitkering en 90% AWBZ-uitkering (dus niet 7% maar ...tig%).

 

 

Even lijkt de jeugdhulp in gedwongen kader te werken, maar het verslechtert naderhand onder OTS-zorg zelfs tot

ver onder de beginsituatie:

 

(72% bleek niet goed! - "909 zorgen" - prof. N.W. Slot)

'Afspraken'      (Wat verstaat men onder "afspraak"?)

Wat zijn “afspraken” eigenlijk?   Een definitie waarvan ouders onder OTS zich bewust dienen te zijn.

Voornamelijk gezinsvoogden, onVeilig-uiThuis-werksters en Raadsmedewerkers, eigenlijk komt het in heel de jeugdzorgketen voor, schemeren graag dat er een afspraak zou staan die geschonden is door…, het kan niet anders dan dat het door… ouders;   nooit de ‘jeugdzorgwerker zelf; hoe opvallend dat ook is….

Een afspraak is de toezegging dat je gezamenlijk en in overleg een bepaalde verantwoordelijkheid aangaat. Eventueel op een specifiek moment, met een specifiek resultaat.

Laten we de definitie woord voor woord analyseren, dat helpt om beter te doorgronden wat het nou exact betekent.

 

Een afspraak is een toezegging 

Een afspraak is iets dat jij en een ander elkaar toezeggen. Dat impliceert dus vrijwilligheid. Als jij niet wilt, maak je de afspraak niet. Het is pas een afspraak als alle partijen vinden dat het een afspraak is en dat kan pas wanneer je erachter staat. Daar pas geen afdreiging bij. En dat behoort de ‘jeugdzorg’ te weten sinds de jeugdzorgacademie door prof. Carlo Schuengel: https://jeugdbescherming.jimdo.com/tips-en-andere-brieven/bejegenen-en-vertrouwen/ . Dwang is de ‘jeugdzorg’ werkt immers contraproductief, en dat is – zo is door een ieder te begrijpen – schadelijk voor een ontvankelijk kind.

Je kunt dus ook “nee” zeggen of de voorwaarden van de afspraak bespreken totdat je een afspraak hebt waar je je wel aan kunt en wilt houden.

Wat je in elk geval beter niet kunt doen is “Ja” zeggen en je dan niet of maar deels aan de afspraak houden. Niet alleen is dat degoutant, maar een recept voor een onaangename relatie met degene met wie je een afspraak maakt. Dat zouden jeugdzorgwerkers zich meer bewust moeten zijn na hun sociale studie. De klachten daarover rijzen de pan uit, en daar dienen rechters zich van bewust te zijn of te worden gemaakt.

 

Een afspraak is het op je nemen van een verantwoordelijkheid 

Voorbeeld: Als je afspreekt met je zus dat je elke woensdag voor oma de boodschappen haalt, dan kan het gebeuren dat er een woensdag is dat het je niet goed uitkomt of je gewoonweg niet kunt. Zulke dingen gebeuren.

Hoe graag je je ook aan je afspraak wilt houden, er komt soms gewoon iets tussen. Dat is op zichzelf niet erg. Maar je hebt de verantwoordelijkheid wel aangenomen. Het is dus van belang dat je de betrokkenen bij de afspraak op de hoogte brengt van het feit dat jij je niet aan je afspraak kunt houden. Een afspraak heb je nooit alleen, een afspraak afzeggen kan dus ook nooit in je eentje.

Verantwoordelijkheid nemen betekent dat je niet alleen maar bezig bent met een dingetje van je lijstje afvinken (“laten weten dat ik woensdag niet kan”), maar dat je verantwoordelijkheid neemt voor jouw deel (“laten weten dat ik woensdag niet kan, kijken of zus wel kan en zorgen dat zij dan of anders een dag eerder de boodschappen doet”).

Het probleem opwerpen en de oplossing dan bij een ander neergooien is onaangenaam en wederom een recept voor ongezelligheid. Dat gebeurt vaak waar gezinsvoogden zich niet aan afspraken houden, en dit dan de ouder(s) verwijten.

 

Een afspraak vindt plaats op een specifiek moment of specifieke momenten 

Dit deel wordt vooral waar het om persoonlijke afspraken gaat nogal eens vergeten. Gek genoeg trouwens ook wel eens bij zakelijke afspraken.

Laten we het voorbeeld van de boodschappen voor oma aanhouden. Stel ik spreek met mijn zusje af om wekelijks de boodschappen voor oma te doen.          In mijn hoofd denk ik: “Vrijdag is daar een perfecte dag voor.” – In haar hoofd denkt zij: “Maandag is daar het handigste voor.” – En vergeet ook oma niet die denkt: “Als ze er maar voor zorgt dat ze er elke woensdag is.” –– Wat je hierboven ziet is (potentieel) ruzie of op z’n minst irritatie. De voorwaarde “wekelijks”  wordt bij alle drie anders ingevuld. Zusje begint zich tegen de tijd dat het woensdag is, vreselijk te ergeren dat de boodschappen nog niet zijn gedaan, oma is tegen de tijd dat het donderdag is teleurgesteld en ik heb daar op vrijdag allemaal niks van door.

Wanneer je een afspraak maakt, communiceer dan ook CONCREET en duidelijk – voor jezelf en de ander – wanneer je verwacht dat de ander of jij een actie voltooid heeft.

“Wekelijks” kan een prima duiding zijn, maar raak dan ook niet geïrriteerd als het op vrijdag gebeurt in plaats van op maandag. En andersom: zorg dan ook dat je het structureel binnen die tijdsspanne doet.

Hoe concreter je bent, hoe beter het is en hoe groter de kans dat je nog gezellige kopjes koffie met elkaar kunt blijven drinken. Zeker waar het gezamenlijk ouderschap betreft!

 

Een afspraak maak je om een specifiek resultaat te behalen 

Werk je? Dan heb je met procedures te maken. Heb je met procedures te maken, dan krijg je te maken met mensen die procedures verheffen tot het grootste goed. Het invullen van het juiste formuliertje is voor hen het grootste goed – waarvoor het formuliertje ook alweer diende, dat zijn ze vergeten. {Eigenlijk is het een voortzetten van het spelen in de jeugd waar men niet bewust afscheid van genomen heeft in volwassen acteren}.

Een afspraak is de procedure (het formuliertje, het nakomen van BW1:262, etc.), maar je vult het formulier in om een resultaat te behalen, je verzamelt de juiste voorlichting en alternatieven voor het gezin, niet om het formulier in te vullen, niet om het dossier te vullen, maar voor de andere mens. Houd dat dus altijd in het oog.

We nemen oma er maar weer bij en dat stukje verantwoordelijkheid. – Stel ik ga met vakantie naar Utopia en kan geen boodschappen doen voor oma. Zoals al eerder gezegd, is het niet voldoende om alleen te melden dat ik niet kan. Onderdeel van het aangaan van de afspraak is dat ik niet alleen zus regel om de boodschappendienst over te nemen, maar dat ik ook  even check of dat wel goed is gegaan. Niet omdat ik zus  niet vertrouw, maar omdat ik een afspraak ben aangegaan over het resultaat “Oma heeft genoeg te eten/drinken etc.”.  Dus check ik nog even of het zus is gelukt te agenderen om te controleren of oma alles heeft wat ze nodig had. Bij ‘kinderen in de knel’ is dat nog belangrijker, toch?!

 

In de ‘jeugdzorg’ gaat het al te vaak mis, gezien al de klachten.

De deuren die het wijdst open lijken te staan, zijn de deuren waar de meeste mensen tegenop knallen. In werk met ontvankelijke kinderen zijn we bijzonder afhankelijk van de afspraken die anderen met elkaar en ons maken en de afspraken die ik met anderen maak. En dat levert nog wel eens problemen op: niet nagekomen afspraken met als resultaat in het beste geval irritatie en het slechtste geval juridische procedures die de sfeer voor het kind vergallen.

In onze ervaring zijn die deuren veel minder open dan je zou denken. In onze ervaring gaat het veel vaker mis dan nodig is. Het oplopen van de aantal klachten daarover bewijst het wel. Afspraken zijn dus in overleg, in samenspraak, vrijwillig, met een belang, en concreet, liefst op schrift, zwart op wit bij ieder.  Hoe slimmer je met afspraken omgaat, hoe meer vertrouwen een ander in je zal hebben. En met vertrouwen op zak kun je nog wel eens een potje breken. Als mens is dat een fijn uitgangspunt, want fouten maken we allemaal. Al zou je dat in de ‘jeugdzorg’ niet zeggen, omdat het gewoon is geworden dat het altijd aan de ouders ligt. Opmerkelijk.

Naar http://www.42bis.nl/2013/06/afspraak-is-afspraak-maar-wat-is-een-afspraak/ .

 

Ook bij exen onderling is het van belang bewust te worden dat het niet om de gezinsvoogd gaat die lekker met je mee roddelt of tegen je in gaat – het gaat om gezamenlijkheid in ouderschap, hoe ook de ander nog aan diens communicatietechniek moet werken. Helpen zonder verwijt daarbij is handiger dan psychische muren bouwen.

Het kind is ontvankelijk voor wat de ouder uitstraalt, ook al denkt de ouder de ongenoegens niet te laten zien.

 

De jeugdzorg is zich daar gepolariseerd en selectief van bewust: ze zeggen dat een kind dat juridisch nog niet onderlegd is, moeite heeft met de juridische procedure van verlengen van de OTS, alsof een kind een ‘ontvankelijk juristje’ is. (Dat voelt een kind wel, maar de indrukken van een uithuisplaatsing of het weghouden van een ouder niet?). Een erkenning die verder vergeten wordt in hun communicatie naar het gezin.